Haar

De kappers mogen niet kappen. De kapsters evenmin. Hele massa’s shampoo, conditioner, kleurtoestanden en krulspelden blijven onaangeroerd. Wat wel goed boert, is waar het in deze stiel eigenlijk om te doen is: haar. 

Haar haar of zijn haar, maakt niet uit. Mijn haar maakt wel uit. Het groeit elke dag een beetje en begint weer studentenlengte op z’n kortst aan te nemen. Eind van de zestiger en begin van de zeventiger jaren, mijn studentenjaren, liepen we er namelijk met hele drommen jongelui nogal goedbehaard en vaak goedbebaard bij. 

Ik herinner me plotseling weer een anekdote uit mijn Leuvense jaren. Ik woonde aan het Quinten Metsysplein op een kruispunt met de Bogaardenstraat, waar ik geregeld colleges spijbelde. Ik had zo’n blauw campingvuurtje op mijn kot (zo was dat toen: geen fornuis, geen douche, krakende trappen, geen isloatie, duidelijk hoorbaar nachtbrakende kot(s)genoten en elke avond frieten) en wilde een doos Unox-soep gaan kopen om mijn avondmaal van brood met smeerkaas op te leuken. Ik vond de soep niet zo meteen in het buurtwinkeltje, wat de winkelier die me alleen langs achteren zag, deed vragen: ‘zoekt u iets, mevrouw’. Ik heb me toen omgedraaid en gezegd: ‘Het is nog juffrouw, meneer’.

Ik moet op slag ook terugdenken aan de zomer van 1970. Toen vond het tweede grootste popfestival aller tijden plaats, op the Isle Wight. Van woensdag 19 tot en met zondag 23 augustus was het daar een muzikaal walhalla. Ik was present en zag er onder anderen Supertramp, Tony Joe White, Melanie (‘I had a little beetle. So that beetle was his name. And I called him Alexander. And he answered just the same tralala’), Procul Harum, The Doors (de laatste keer dat Jim Morrison in Europa optrad), Ten Years afterThe WhoLeonard Cohen en … Jimi HendrixHendrix bleef na dit optreden in swinging London hangen en stierf er op 18 september 1970, drie weken na Wight, in het Samarkand Hotel na een dodelijke cocktail van slaappillen en veel wijn. Zevenentwintig was hij toen hij van ‘Forever 27’, het clubje waartoe ook Jim Morrison, Kurt Cobain, Brian Jones en Amy Winehouse behoren, zijn lidkaart kreeg. 

Ik ben dus getuige geweest van het allerlaatste en absoluut fenomenale en memorabele optreden van Jimi Hendrix.

Ik besef dat ik hierboven aan pure namedropping doe, maar een andere bedoeling dan u, lezer, jaloers te maken heb ik niet, zeker nu we voor een festivalloze zomer staan. Ik heb trouwens nog altijd het programmaboekje van Wight , ondertussen 50 jaar oud en streng bewaakt door (toevallig) 27 hellehonden in 3 shifts van 8 uur elk. 

Wat dat alles, behalve met u nog meer afgunstig te maken, met haar te maken heeft, leest u na de pauze.

     Pauze

Na Wight trok ik naar Londen, waar ik in Paddington een goedkoop optrekje gevonden had. In London speelde toen Hair. Deze off-Broadway musical uit 1967 over hippies en flower power liep met gigantisch succes sinds 27 september 1968 in het Shaftesbury Theatre in het centrum van London. Hair was echt wel een ‘big thing’! De kranten kopten:  ‘On 27 September 1968 the curtain fell on centuries of theatre censorship’. Of duidelijker nog: ‘Hair is  the musical that changed theatre for ever’.

Het was een onvergetelijk spektakel met megahits als Aquarius, I got life, Good morning starshine, Let the sunshine in en de titelsong Hair, die in de versie van Nina Simone een wereldhit werd. Na een hele reeks van ain’t gots (no home, no money, no shoes, no class …), zingt ze over wat ze wel heeft en dat begint met: ‘Got my hair’.

Absoluut hoogtepunt was de finale van de musical toen het publiek mee op de stage mocht. In augustus 1970 heb ik met andere woorden dansende bewegingen staan maken in het centrum van Londen en dit dan nog na elven Greenwich Mean Time, toen de pubs al hun last call hadden gehad.

Haar was toen meer dan haar. Haar was hair, een teken van revolte, van zich niet conformeren. De skinheads van de volgende generatie zouden het symbool omkeren. En nu is haar weer een symbool, van lockdown dit keer en werkloze kapsalons.

Ik zie mensen een ander gezicht krijgen nu ze meer haar hebben. Zelfs mijn oude vader van bijna 92 ziet er plotseling weer hipper uit.

En zolang de kappers en kapsters zich niet mogen uitleven zal haar blijven groeien, centimeter na centimeter. Op z’n minst al tot 3 mei 2020 en wellicht nog langer. Hoe langer het duurt, hoe langer het haar.

Let alleen op social distancing als je vrouw of geliefde in de buurt is. Maak er van die anderhalve meter maar een stuk of drie: tenminste als jouw eva Delilah heet.

Over lockdown & social distancing

Ongetwijfeld zullen sommige mensen in deze coronatijden weer met een bezorgd hart aankijken tegen de Engelse neologismen die het Nederlands binnen dartelen alsof hier hun natuurlijke habitat is. Het valt objectief inderdaad moeilijk te ontkennen dat ons vocabulaire momenteel lockdownobesitas en socialdistancingovergewicht vertoont.

Kan het ’Nederlandser’? We proberen even om beide indringers naar het Nederlands te vertalen. We halen er Google bij. Voor lockdown kom je niet verder dan vergrendeling en afsluiting. Je vindt ook wel to be in lock down, wat dan als in een noodtoestand verkeren vertaald wordt. 

Voor social distancing vind je sporadisch de letterlijke vertaling sociale distantie, maar dat klinkt in het Nederlands al even moeilijk om je eraan te houden als in het Engels.

Dan maar VRT taal proberen. Daar laat Ruud Hendrickx, de taalraadsman van de VRT, ons weten dat er nog geen geijkte Nederlandse term voor social distancing bestaat. Hij suggereert wel een drietal kandidaten:

  • sociale afstand (een letterlijke vertaling)
  • de beperking van sociale contacten
  • het bewaren van afstand in het openbaar leven

Via Hendrickx komen we dan bij Ton den Boon terecht, de hoofdredcateur van de Dikke van Dale. Die legt momenteel een heus coronawoordenboek aan, dat al meer dan 300 begrippen telt. Er staan o.a. een heleboel nieuwe woorden in die bestaan uit het woord ‘corona’ plus iets erachter: corona-angstcorona-aanval, corona-exit (zoals we weten liep het grondig mis met corona-brexit)  …

Er is ook al een coronalul, een bezoeker van een supermarkt of een winkel die zich in tijden van corona niet aan het winkelprotocol houdt en bijvoorbeeld geen anderhalve meter afstand bewaart tot het personeel of andere klanten.

Het aantal nieuwe Engelse woorden valt goed mee. Ik geef er enkele: de porte-manteauwoorden cockdown, rockdown en stockdowncoronashamencoronial (naar millennial), reset en het half-Engelse whatsaperitieven. Hoop en al vijf procent misschien.

Grasduinen we kort in enkele verklaringen die den Boon geeft:

lockdown: noodmaatregel of noodtoestand, waarbij een land, streek, stad of gebouw niet mag worden betreden of verlaten vanwege een gevaar of de dreiging van gevaar, bv. een virusinfectie.

lockdownparty: party georganiseerd en bezocht door mensen die een lockdown ten gevolge van een grootschalige uitbraak van een virusinfectie niet ernstig nemen.

social distancing: het mijden van openbare gelegenheden, bv. tijdens een epidemie of pandemie ter voorkoming van ziekteverspreiding, en het afstand houden van anderen in het algemeen.

Volgens VRT-man Ruud Hendrickx is het niet alleen moeilijk om een goed Nederlands woord te vinden dat exact hetzelfde wil zeggen, maar is het vaak ook moeilijk om één woord op het begrip te plakken. Je moet het omschrijven, langer maken of uitleggen zoals den Boon dus doet en dat druist dan weer in tegen het principe van de taaleconomie, de zuinigheid met woorden. Bijvoorbeeld bij social distancing. Dat betekent: blijf in je kot én blijf ver weg van anderen. Je kunt hier inderdaad misschien sociale distantie van maken, maar dat klinkt, zoals gezegd, ook niet erg goed. 

Bovendien werken de mensen die met de crisis ‘bezig’ zijn, politici, virologen en andere wetenschappers, in een internationale context. Dan is het makkelijk om één woord te hebben dat overal gebruikt wordt. En dat woord komt uit het Engels, onze hedendaagse lingua franca. It’s as simple as that.

Zullen al die nieuwe woorden bijven (en van Dutch nog meer Dunglish maken)?

Een groot deel van de neologismen zal met zekerheid weer verdwijnen wanneer de crisis verdwijnt. Zo was het bijvoorbeeld ook met de dixionekip. Eens het ding wegvalt (het betekende) volgt het woord (het teken) in zijn spoor. Wie weet bijvoorbeeld nog wat een tamagotchi is? 

Het woord coronacrisis zelf zal, gezien het ingrijpende ervan, een blijver zijn. Daar raken we niet meer vanaf, ook niet in de Dikke van Dale van pakweg 2050. Lockdown ook. Cockdown niet. Ook in de toekomst zullen er nog kinderen geboren worden.

Gisteren kreeg ik in een mail van Alta Engelbrecht, taalkundige aan de Universiteit van Pretoria. Ze schreef dat ze door corona veel aanlyn studente heeft en ik kon er niet omheen dit woord schattiger en mooier te vinden dan onlinestudenten. Ik ging dan ook eens struinen op het internet en zocht naar Zuid-Afrikaanse koerante. Ik vond onder andere dit:

Les vir inperking: Hoe Mandela fiks gebly het in klein ruimtes

Usain Bolt se parmantige Covid-19-boodskap

KoronaTuisbly-projekte vir oud en jonk

Sosiale distansiëring, handewassery en algehele afsondering.

En toen ik Alta om raad vroeg, moest ze zelf op speurtocht.

‘Ek verneem die Afrikaanse woord vir lock down is grendeltyd. Pragtig, dink jy nie? Maar ja, dit is slegs die puriste wat dit wel gebruik.’, schreef ze.

En vanmorgen liet ze me dan weten dat grendelgreep ‘die nuutste toevoeging tot die neologismes is’.

Zelfs in tijden van corona is Zuid-Afrika taalkundig the place to be.

covid19@gmail.com

Hi Covid

Sommige mensen heten Arvid, anderen David of zelfs Jovid. 

Jij heet Covid. 

‘Hi Covid’

Niet ‘beste’, niet ‘geachte’. Zelfs ‘dag’ valt me al zwaar.  Gewoon ‘hi Covid’.

Je hebt beslist ook een e-mailadres: covid19@gmail.com, vermoed ik, zoiets als jan.jansens367@gmail.com

Ik stuur je deze mail met het risico dat je hem negeert, dat hij in je spam terechtkomt of als een boemerang onbestelbaar naar mij terugkeert.

Ik schrijf je om je mee te delen dat je ons nu al een maand in quarantaine houdt. Quaranta giorni, in het Italiaans, de taal van het land waar je zo ondankbaar lelijk huishoudt en waar het woord in de veertiende eeuw ontstond, toen iemand van je voorouders er de doos van pandora opende en de pest losliet.

Je bent een ranzige sluipschutter, een vileine zak, een genadeloze sloper, een verachtelijke kloothommel, een scabreuze lamlendeling, een impotente gluipsnor, een mistroostige bermslet, een kamelenneuker, een klaplul, een etterbuil.

De middeleeuwers zullen je voorvader ook wel uitgescholden hebben. Wellicht hebben ze hem ‘hennetaster’ genoemd, omdat hij vrouwen noch meisjes spaarde, een slutpese of een platbroeck, een man bij wie de broek niet bol wil staan.’

Maar volgens de geschiedenisboeken liet het hem siberisch koud. Hij bleef sinister doorgaan. ‘Ic schyte in ulieden’’ zei hij, net zoals jij nu tegen ons ‘shit on you’ zegt en verder doet, je tentakels uitspreidt, bejaarden sloopt, gepensioneerden, vijftigers, veertigers, tieners of sporadisch een kind.

Zonder jetlag palm je tegen supersonische snelheid de hele globus in. Je drijft de hele mensheid in haar kot, veegt terrasjes leeg en laat kappersscharen roesten terwijl je bijna stikt in je sardonische lachbuien.

Je bent een dodendans, een knekelvent, een memento mori. Je maakt virologen radeloos.  Je jaagt de wetenschap op stang. Je deelt mokerslagen uit en drukt ons met de neus plat op onze vanitas tot we niet meer ademen kunnen. 

En toch werd ik vanmorgen geconfronteerd met de cruyffiaanse Binsenweisheit dat ‘elk nadeel zijn voordeel heb’.

Van Charlotte Mutsaers, de dame met de vuurrode lippen en het hondje, die in veiliger tijden geregeld in Oostende rondwaart, las ik in De Standaard dat ze zelden zo heerlijk door Amsterdam gezworven heeft als de afgelopen dagen, dat de stad bevrijd van hele horden toeristen zijn pracht herwonnen heeft en hoe dramatisch de coronacrisis ook moge zijn, dat de schoonheid die aan Amsterdam terug geschonken werd voor haar troostrijk is. 

Dat gevoel heb ik ook, zij het niet ongeremd, niet met volle teugen, met een zweem van schuldgevoel zelfs. Oostende ligt er rustig bij. In tijden waar ademen gevaarlijk is, kun je er tomeloos ademhalen

En plotseling is er de tijd om een boek te lezen, La Superba bijvoorbeeld. Bij god, wat kan die Pfeijffer schrijven!

Ik vergaloppeer me in zijn meanderende zinnen, beroes me aan zijn stilistische arabesken. Ik adem de bladzijden in, zonder mondkapje.

Afgemeten aan dood, vernieling en verderf is dat klatergoud en surrogaat, een pleister op een houten been. Maar zoals Charlotte Mutsaers stelt: ‘het is troostrijk’.

Ter zake nu Covid, een quarantaine hoort veertig dagen te duren, niet langer. Anders doet ze haar naam geweld aan.

Hoepel dus maar op! 

Jouw tijd is gekomen om te sterven.