Cloaka’s

Cloaka’s

Ik heb niets tegen honden. Ik heb er zelf nog een gehad. Hij heette Mollie. Het was een ordinaire straathond, wit met zwarte vlekken. Ik was zowat tien jaar oud en ik apprecieerde Mollie vooral omdat hij zo heerlijk tussen mijn avondtenen kon likken. Ik ervoer dat als een van de geneugten des levens. Op zekere morgen stak Mollie de straat over waar ik toen woonde. Een van de drie auto’s die er om de tijd passeerden, een geit, reed net voorbij. Mollie werd aan zijn achterpoot geraakt. Mijn vader deed er een zelfgemaakte gips omheen, maar Mollies lot was bezegeld. Een andere hond heb ik niet meer gehad. En ik hoefde er ook geen meer. Ik ben geen cynefoob, maar geen cynefiel. Ik zweef ergens middenin. I don’t like and I don’t dislike.

Gisteren reed ik met mijn fiets naar Corman. Het was miezerig weer, druilerig en somber. Ik zag een man op een bank zitten. Naast hem op de bank stond zijn hond, een behoorlijke kanjer van een beest. Toen dacht ik: ‘waarom moet die hond met zijn modderpoten op de bank staan? Waarom staat die niet gewoon in het gras, waar hij hoort?’ Als even later iemand anders op die bank wil gaan zitten, ziet het er toch als een klerezooi uit.

Honden weten niet wat maatschappelijk hoort. Hun eigenaars (gebruik ik liever dan baasjes) wel. In Oostende lopen veel honden rond. Geen probleem. Ik benijd honden voor eeuwig omwille van hun bedrevenheid in het kwispelstaarten. Maar met hun eigenaars houd ik het soms wel voor bekeken. Velen onder hen (ik weet dat veralgemenen elke argumentatie onderuithaalt) laten hun honden gewoon zeiken en poepen waar het hen en hun hond uitkomt.

Toen ik even later met het boek van Dikke Freddy op zak weer naar huis fietste, zat de man er nog steeds. De hond stond in het gras, leukweg tegen de bank te zeiken. Toen dacht ik: ‘neem eens aan dat je met een kind onderweg bent, dat dringend moet en je stroopt het broekje van het kind naar beneden en zegt ‘ga maar lekker tegen die bank pipi doen.’

Ik ben ervan overtuigd dat die hondenbezitter dit als ‘not done’ zou beschouwen. Hij zou het waarschijnlijk uitbazuinen tegen zijn eveneens cynefiele vrienden. Of anders nog, als het kind moet poepen, dan kan dat toch gewoon voor mijn voordeur op het voetpad, of niet?’ Zo laten sommige eigenaars het hun hond in ieder geval doen en … mensenkinderen gaan boven honden, of vergis ik me?

Sommige hondenbezitters lopen met hun hond rond alsof het een cloaka is, een strontmachine. Anderen hebben wel discipline en ruimen alles netjes op. Dit zijn de eigenaars die ik een hond waardig vind, bij wie anderen in de leer kunnen  gaan. Als een hond moet, moet hij. Daar is weinig tegen te doen. Aan de mens achter de hond is het, om van Oostende geen zeik- en strontstad te maken. In mijn straat staat een aantal mooie lantaarnpalen. Nee, eigenlijk zijn het pispalen.