The Queen’s Gambit

The Queen’s Gambit

Het was 1983. Ik was net uit Izegem naar Oostende verhuisd, had Izscha, de Izegemse schaakclub, die ik in 1974 samen met wijlen correspondentie- IM Jacques Rooze stichtte, verlaten, en was meteen de KOSK binnengerold. François Teetaert was voorzitter en Anya Taylor-Joy zou pas 13 jaar later geboren worden.

Ik ging destijds nog geregeld naar Londen en verbleef meestal in een goedkoop hotelletje in de buurt van Paddington Station. Naar Londen trok je toen nog met de ferry, via Dover. Die bepaalde reis maakte ik met de Prins Philippe, die drie jaar later door de RMT aan Italianen verkocht zou worden.

De hoogdagen van Johnny Rotten en de punk waren voorbij. In de pubs en op straat hoorde je David Bowie, Culture Club, The Eurythmics, Duran Duran, Spandau Ballet en zelfs Vamos a la playa van Righeira, dé zomerhit van 1983.

Londen was en is voor mij nog altijd synoniem met boekhandels. Ik sleet en slijt uren in een van de vele filialen van Waterstone’s of in de wanordelijke overzichtelijkheid van Foyle’s in Charing Cross Road.

Toen ik in 1983 in Londen was, was The Queen’s Gambit van Walter Tevis net uit Ik kocht hem meteen en tegen dat ik weer in Oostende was, had ik hem twee keer uit. 

In 1984 verscheen ‘Dame Gambiet’ de Nederlandse vertaling. Ik kocht vijf exemplaren, waarvan ik er vier doorverkocht aan Kosk-leden. Ik heb er geen idee meer van aan wie dat was, maar misschien hebben vier Koskers nog altijd dat boek ergens op zolder liggen.

De Nederlandse vertaling Dame Gambiet begint met een voorwoord van de auteur:

‘Het superbe schaakspel van grootmeesters Robert Fischer, Boris Spasski en Anatoli Karpov is jarenlang een bron van genot geweest voor spelers als ik. Daar ‘Dame Gambiet’ echter een fictief verhaal is, leek het veiliger om hen niet als personen op te voeren, al was het alleen maar om tegenstrijdigheden te voorkomen. Ik prijs mezelf gelukkig met de hartelijke en ijverige hulp van Nationaal Schaakmeester Bruce Pandolfini die de tekst op fouten doorlas en me terzijde stond bij het wegwerken van vergissingen in het spel dat hij zo benijdenswaardig goed speelt.’

23 oktober 2020 kwam dan ‘The Queen’s Gambit’ op Netflix. Ik keek zodra de reeks beschikbaar was en vrijwel onmiddellijk ging er een belletje aan het rinkelen. Even sloeg de schrik me om het hart. Bij het verhuizen van een oud herenhuis met heel veel bergruimte naar een appartement had ik een paar maanden daarvoor honderden boeken weggeschonken aan bibliotheken en aan ’t Leeshuus op de Groentemarkt. Gelukkig vond ik Dame Gambiet terug. 

Zevenendertig jaar nadat de roman gepubliceerd werd, werd hij verfilmd. Vreemd, dat iets wat eigenlijk in de vergetelheid beland was, plotseling weer opduikt alsof de tijd is blijven stilstaan, uitgroeit tot een megasucces en wereldwijd meer betekent voor de populariteit van het schaken dan iemand ooit had durven dromen.

De Netflix-reeks kreeg over de hele globus enorme bijval in de pers, ook in Vlaanderen. In De Standaard van 7 november 2020 kreeg The Queen’s Gambit een unanieme vijfsterrenquotering.

“The Queen’s Gambit heeft alles in huis om het te maken: een onthecht schaakwonder uit Amerika dat in volle Koude Oorlog nergens bang voor is, behalve voor een tegenstander uit de Sovjet-Unie. En het is een vrouw, die alle mannen naar huis speelt. Dus ook leuk voor de feministen. Dat de reeks het ook waarmaakt en velerlei superlatieven uitlokt die u zelf mag bedenken, is niet alleen de verdienste van het verhaal dat tot de verbeelding spreekt. The queen’s gambit is ook visueel een parel. De jaren 60 – die auto’s, die kleren! – zijn natuurlijk dankbaar, maar breng maar eens een schaakwedstrijd esthetisch in beeld. Daar slagen de makers overrompelend in. Ik loop altijd vele stappen achter en ken bijgevolg niks van schaken, maar ik overweeg sinds kort wel om een schaakbord in huis te halen. Gewoon als inte­rieurstuk. Het zal u niet verbazen dat de zevendelige reeks gestaag opbouwt naar de hamvraag, die overigens treffend vervat zit in de prachtige scène waarin Beth Harmon dronken kotst in een van haar tornooibekers. Het genie versus de verslaafde: wie zet wie uiteindelijk schaakmat?” 

Op 20 november 2020 verscheen dan in De Standaard een artikel dat enerzijds heel lovend was, maar anderzijds ook een kritische kanttekening maakte, van de hand van professor Piet Van Poucke, hoofddocent Russisch aan de UGent.

Opnieuw ging bij mij een belletje rinkelen. Ooit heeft de Kosk nog een lid gehad dat Piet Van Poucke heette. Ik stuurde op slag een mailtje naar de professor en kreeg even prompt een antwoord:

Ja, het is ondertussen wel al een heel eind geleden dat ik nog – in een ploegje met “Ollie” en Willy – interclubs heb gespeeld bij KOSK, in het lokaal in de voormalige Koninklijke Stallingen, waar jullie nog steeds spelen, als ik dat goed heb?

In die tijd was ik waarschijnlijk nog student of assistent, maar zeker nog geen docent.

Dat ben ik nu inderdaad wel, en meer bepaald bij de vertaalwetenschap, wat maakt dat ik wel moest reageren: als je schaken en vertalen in één opinieartikel kunt combineren… dat was sterker dan mezelf…

Waarom en waarop moest Piet dan wel reageren? Ik citeer uit zijn opinieartikel:

“Neen, als ik mij erger aan de reeks, dan is het wel om één minpunt – de vertaling van een reeks schaakspecifieke termen en uitdrukkingen. Zo valt het tegen dat pionnen in de ondertiteling naar ‘koning 5’ bewegen en lopers naar ‘loper 4’. Dat zijn helaas te letterlijke vertalingen van wat de acteurs in het Engels zeggen, in overeenstemming met de manier waarop zetten in het Engels genoteerd werden in de jaren 60. Die Angelsaksische, ‘beschrijvende’ notatie is nooit gebruikt in de Neder­landstalige schaakliteratuur (waar de ‘algebraïsche’ notatie gebruikt werd en wordt). Het heeft geen zin om die notatie woord voor woord om te zetten in de Nederlandse vertaling. Elke zichzelf respecterende schaker kon de vertaler ook verteld hebben dat topschakers geen ‘reserve’ hebben, maar wel een ‘secon­dant’.

Elke aflevering heeft de naam van een schaakconcept gekregen, maar in de Nederlandse vertaling krijg je vreemd genoeg de Franse termen te zien (‘ouvertures’, ‘fourchette’, ‘finale’), terwijl perfect bruikbare Nederlandse termen voorhanden zijn: ‘openingen’, ‘vork’, ‘eindspel’.

In de Nederlandse boekvertaling doen ze het iets beter. Ik citeer uit het fragment in de roman waarin de partij van Beth Harmon tegen Borgov beschreven wordt. Borgov heeft ‘adjourned’, afgebroken (niet: ‘onderbroken’ zoals men op Netflix vertaalt) – een praktijk die ondertussen uit de schaakwereld verdwenen is, maar die er wel nog was toen we met de KOSK onze 11 internationale toernooien organiseerden – en Beth heeft contact met haar ‘reserve’ Benny in de USA.

‘Goed. Nou zijn er drie dingen die hij kan doen. In de eerste plaats de loper naar de vijfde rij. Doet hij dat, dan springt jouw dame naar é4. Dat verwacht hij waarschijnlijk, maar dit misschien niet: pion naar d4’

Beter dus dan Netflix, maar niet perfect. Vreemd dat een dame kan ‘springen’. 

Trouwens in tegenspraak met wat Walter Tevis in zijn voorwoord zegt niet te doen, lees ik in mijn editie (1984) op pagina 250:

‘De twee die toekeken waren Tigran Petrosian en Mikhail Tal. Degene die de stukken verzette, was Vasili Borgov. Het waren de drie beste schaakspelers van de hele wereld en ze analyseerden zeker de stelling van Borgovs afgebroken partij tegen Duhamel.’

Op een leuke manier vermengt Tevis hier werkelijkheid (Tal en Petrosjan, beiden ex-wereldkampioenen, respectievelijk van 1960-1961 en 1963-1969) en fictie (Borgov en Duhamel). Merk trouwens dat vertaalster Liesbeth Kramer-Plokker wel ’afgebroken’ correct gebruikt.

Let er ook op dat Walter Tevis in zijn voorwoord wel van Karpov, maar niet van Kasparov gewaagt. Kasparov was toen nog in volle opmars naar de wereldtop. Uit de Fide-archieven haalde ik de Elo-rating en de plaats in de wereld ranking van beiden tussen 1981 en 1983.

datumKarpovKasparov
Januari 19811   26906    2625
Juli 19811   27004    2630
Januari 19821   27204     2640
Juli 19821   27002     2675
Januari 19831   27102     2690
Juli 19831   27102     2690

In januari 1984 werd Kasparov dan nummer 1 met Elo 2710, voor Karpov met Elo 2700.

Terug naar de Netflix-serie. De kapitale partij tussen Borgov  en Harmon is grotendeels een replica van een partij die echt heeft plaatsgevonden. Alleen het einde is anders.

Kijk even op YouTube: https://www.youtube.com/watch?v=oIMaTKOZG-8&t=1035s

Het gaat hem om de partij tussen Vassily Ivantchuk en Patrick Wolff, gespeeld tijdens de Interzonale in Biel (CH) op 16 juli 1993. Hier wijkt de serie dus volledig van het boek af. De partij die Tevis beschrijft is niet de partij die op Netflix als basis gebruikt wordt, want die werd pas 10 jaar na publicatie van de roman gespeeld. 

De spectaculaire partij in Biel tussen Ivantchuk en Wolff eindigde trouwens in remise.

1.d4,d5 2.c4,dxc4 3.e4,Nc6 4.Be3,Nf6 5.Nc3,e5 6.d5,Ne7 7.Bxc4,Ng6 8.f3,Bd6 9.Qd2,Bd7 10.Nge2,a6 11.Bb3,b5 12.a4,O-O

13.OO,Qe714.Rac1,Nh5 15.g3,h6 16.Bc2,Rab8 17.axb5,axb5 18.Ra1,Ra8 19.Bd3,Bb4 20.Rxa8,Rxa8 21.Qc2,Bc5 22.Nd1,Bd6 23.Nf2,Nhf4 24.Rc1,Qg5 25.Kh1,Qh5 26.Ng1,Nxd3 27.Nxd3,f5 28.Nc5,Bc8 29.Rf1,Ne7 30.Qd3,fxe4 31.fxe4,Qg6 32.Kg2,Kh7 33.Nf3,Ng8 34.Nh4,Qg4 35.Nf5,Nf6 36.h3,Qg6 37.g4,Bxc5 38.Bxc5,Ra4 39.Rf3,Rc4 40.Be7,Bxf5 41.Rxf5,Rd4 42.Qe3,Rxe4 43.Qf3,Rf4 44.Rxf4,exf4 45.Bxf6,Qxf6 46.Qd3+,Qg6 47.Qe2,c6 48.Kf3,cxd5 49.Kxf4,Qf6+ 50.Kg3,Qd6+ 51.Kf3,b4 52.h4,Qf6+ 53.Kg3,Qd6+ 54.Kf3,Qf6+ 55.Kg3,g6 56.Qe8,Qd6+ 57.Kf3,Kg7 58.g5,hxg5 59.hxg5,d4 60.Qe4,d3 61.Qb7+,Kf8 62.Qc8+,Ke7 63.Qb7+,Ke6 64.Qe4+,Kd7 65.Qb7+,Kd8 66.Qa8+,Kc7 67.Qa7+,Kc8 68.Qa8+,Kc7 69.Qa7+,Kc6 70.Qa6+,Kc5 71.Qxd6+,Kxd6 72.Ke3,Ke5.    1/2-1/2

Je kunt ze ook naspelen op https://www.chessgames.com/perl/chessgame?gid=1060353

Het succes van de Netflix-serie zorgt voor een enorme populariteitsboost van het schaken. Ook de schaakborden vliegen de deur uit. Zo vertelde ons ook onze huisleverancier Ben Vandeputte van de Denksportkamioen, toen we hem contacteerden om materiaal aan te kopen in het kader van het door Stad Oostende royaal ondersteunde project ‘Schaken Op School’.

En er is nog meer! Op het internet lezen we:

Schaken is weer sexy

De schaakborden verkopen sinds de lancering van The Queen’s Gambit als zoete broodjes. Heel wat mensen die de reeks bekeken hebben, hebben plots zin gekregen om zichzelf onder te dompelen in de wereld van de Siciliaanse opening en de Najdorf variatie.

Mary Higbe van Goliath Games zag een gigantische stijging in de verkoop van schaakborden. “In oktober verkochten we 178 procent meer schaakspellen dan in dezelfde periode vorig jaar, maar op dit moment gaat het zelfs om een stijging met 1.048 procent.” Daardoor dreigt er nu zelfs een tekort te komen voor de feestdagen.

Ook op eBay verkopen de schaakborden aan de lopende band. Daar gaat het om een stijging met 215 procent. Er wordt vooral gezocht naar houten schaakspellen, tot negen keer meer dan plastieken, glazen of elektronische borden.

Goed nieuws voor de Kosk en voor de Koskers. Want als schaken sexy is, dan zijn schakers dat ook.

Beste sexy Kosk-leden (M/V/X). Als dat geen positieve uitloop van dit coronajaar is!!!

Ik hoop jullie allen zo snel mogelijk in optimale gezondheid terug te zien. We zullen het nog even moeten doen zonder fysiek schaken, maar nu we ervan overtuigd zijn dat we sexy zijn, is dat gemis misschien iets draaglijker. Ons sex-appeal zit niet in een lockdown. Integendeel, het is door corona tot volle ontbolstering gekomen.

Ik wens jullie allen een zalig kerstfeest en zoals ze in het Duits zeggen ‘einen guten Rutsch ins neue Jahr’. En mocht je het nog niet gedaan hebben: Kijk naar The Queen’s Gambit met een sublieme Anna Taylor-Joy in de rol van Beth Harmon.

Het allerbeste voor jullie, jullie familie en dierbaren

Take care

José Vandekerckhove

Voorzitter KOSK

PS: Walter Tevis stierf in 1984, één jaar na de publicatie van The Queen’s Gambit. Hij was 56 jaar. Naar aanleiding van de Netflix-serie is ook in de States weer een echte revival van het boek aan de gang. In een interview in de New York Times lezen we: “If he were still alive, Will Tevis said, his father would be “basking in glory right now. He had desires for the spotlight. He wanted to be known and noticed.”

Viktor de Verschrikkelijke – een in memoriam

 

Viktor de verschrikkelijke

Een in memoriam

Schaakgrootmeester Viktor Korchnoi is op maandag  6 juni  2016 gestorven Hij was 85 jaar.

Ik ontmoette Korchnoi de eerste keer in 1976, 40 jaar geleden, tijdens het toenmalige IBM-schaaktoernooi. Ik was, geloof het of niet, met de fiets via een hoop tussenstationnen in Amsterdam geraakt. Ik bezocht het toernooi een tweetal keer en kocht er mijn eerste schaakklok. Waar ik nog altijd trots op ben, is dat ik op een bepaald moment in de toiletten tussen links Korchnoi en rechts Max Euwe (1901-1981), de Nederlandse ex-wereldkampioen, hetzelfde als zij stond te doen.

Korchnoi won dat toernooi, gedeeld met Tony Miles (1955-2001), aan wie ik later zoveel goede herinneringen zou hebben. Miles was toen 21 jaar. Hij was de sensatie van het toernooi. Maar het was na het toernooi dat de bom ontplofte. Korchnoi vroeg asiel in Nederland en kreeg dit ook. Hij verbleef daarna korte tijd in Nederland, maar ging al snel in Zwitserland wonen.

In 1983 werd ik dan voorzitter van de Koninklijke Oostendse Schaakkring en in die hoedanigheid werd ik op het einde van de vorige eeuw (ik heb het exacte jaar niet meer kunnen achterhalen) gecontacteerd door het Casino van Knokke. De directie wilde een schaaksimultaan organiseren voor een internationaal gezelschap van schakende croupiers. Mij werd gevraagd een simultaangever met naam en faam te zoeken. Ik ging dan maar, op hoop van zegen, voor Korchnoi en … warempel het lukte. Ik kreeg van directie de opdracht hem twee dagen te ‘chaperonneren’ en ik vond en vind dit nog altijd ongelooflijk.

In 2004 dan belde ik hem op (of neen, ik had zijn vrouw Petra Leeuwerik aan de lijn en Korchnoi belde me later zelf terug). Ik vroeg hem of hij op 3 juli 2004 om 14.30 uur in open lucht op het Wapenplein in Oostende een simultaan wilde geven tegen 40 tegenstrevers. Korchnoi aarzelde geen seconde en zei ‘ja’, voor ik zelfs over condities kon beginnen. Toen ik het er toch over had, vroeg hij me wat mogelijk was. Ik zei ‘40.000 Bef (1000 euro) en overnachting’. Meer kon niet. De vlucht Zürich-Brussel heen en terug met Swissair (en dus duur) moest hij zelf betalen. Met andere woorden: de condities waren belachelijk laag voor een wereldtopper, maar Korchnoi maalde er niet om. Hij kwam naar Oostende.

Samen met sponsor Filip Dermul ging ik hem in Zaventem ophalen. De conversatie onderweg was geanimeerd en leuk. Ik herinner me nog altijd de volgende mop die Korchnoi tussen Brussel en Oostende vertelde: Een man gaat een winkel binnen in Moskou en vraagt: ‘Is het hier dat er geen vis verkocht wordt?’, waarop de winkelier antwoordt: ‘neen, meneer, hier wordt geen vlees verkocht!’ Het was meteen duidelijk dat de Sovjet-Unie nog altijd niet op enige sympathie van hem moest rekenen.

Na de simultaan (de score ken ik niet meer, ik vind het Zeewachtartikel niet meer terug) gingen we samen met Filip Dermul eten bij El Mariachi. We namen een aperitief. Korchnoi bestelde een campari orange. Hij dronk hem redelijk snel leeg, en riep meteen Dimitri, de eigenaar, om er een tweede te bestellen, ‘maar dan zonder die rommel daarbij’, zei hij. Hij bedoelde het sinaasappelsap. Hij dronk campari liever puur.

Aan tafel had ik het onder andere over Sergej Karjakin. Karjakin is de huidige uitdager van wereldkampioen Magnus Carlsen (en niet Carlos Magnussen zoals een kind hem onlangs in de World Chess Tour in Londen noemde). Ik had namelijk Karjakin in 2003, het jaar voor Korchnoi,  op de simultaan uitgenodigd. Karjakin was toen 13 jaar oud, al een rijzende ster en nog ‘betaalbaar’. Hij kwam samen met zijn moeder van Kiev naar Oostende. Ik herinner me nog dat ik zijn gage aan zijn moeder gaf en dat dit hem absoluut niet interesseerde. Het enige wat hij na de simultaan wilde, was een grote ‘ijskreem’ met drie bollen van verschillende smaken. Als ik mijn ogen dichtdoe,  zie ik nog steeds zijn tevreden gezicht voor mij en zijn kin vol met chocolade-ijs. Ik vroeg die avond aan Korchnoi wat hij dacht van Karjakin. Hij zei: ‘een jongen die Sergej heet, kan nooit een goede schaker worden’ en lachte even. Hij had duidelijk weinig zin om over een jonge snaak, die nog alles te bewijzen had, te spreken.

Ik had dat weekend voor Korchnoi een kamer geboekt in de Bero en op zondagmorgen na het ontbijt ging Lut hem ophalen om hem naar Zaventem te voeren. Ikzelf kon dat niet, want op zondag hadden we toen de helft van het Wapenplein in beslag genomen voor het openluchtjeugdschaaktoernooi van de Kosk.

Op maandagmorgen kreeg ik dan een telefoontje uit Zwitserland. Korchnoi had zijn wit hemd, zijn ‘schaakhemd’ – het was een mooi en zo te zien duur hemd, hij hield wel van decorum- in het hotel vergeten. Ik heb het opgehaald. Lut heeft het gewassen en gestreken en we hebben het naar Zürich opgestuurd. Een paar dagen later kreeg ik een telefoon van Korchnoi om mij, maar vooral ‘Lutki’ te bedanken.

Ik ben Korchnoi eigenlijk altijd verder met interesse blijven volgen, heb hem nog eens op een toernooi ‘van in de verte’ gezien, maar daar is het bij gebleven.

Ik sprak ook wel eens over hem met mijn goede vriend, de Londense  schaakgrootmeester Daniel King. Het volgende verhaal van Daniel over Korchnoi vind ik uniek. Korchnoi gaf een simultaan in The Strand in Londen tegen de meest getalenteerde Engelse jeugdschakers van die tijd. Onder hen was Daniel King (geboren 1963) en ook een zekere Nigel Short (geboren 1965), de latere challenger van Kasparov. Trouwens ook Short haalde ik in 1983 (het jaar dat ik voorzitter werd) naar Oostende voor de simultaan. Short was toen de coming man. Ten tijde van de simultaan in Londen moet Short zowat 14 jaar geweest zijn. Hij legde Korchnoi het vuur aan de schenen en stond twee pionnen voor, normaal gezien genoeg voor winst,  maar Korchnoi en opgeven; dat ging niet samen. Short begon zich te enerveren en zei in zijn upper-class English: ‘Mister Korchnoi, you are  two pawns down. Why don’t you resign?’, ‘waarop’, zegt Daniel, ‘Korchnoi zijn beide ellebogen op de tafel plantte, Short recht in de ogen keek en de memorabele en hilarische woorden uitsprak: ‘Pawns are for schoolboys’

London Chess Classic

De London Chess Classic is net afgelopen (13.12.2015). Wereldkampioen Magnus Carlsen (een Londens schoolkind noemde hem in een interview Carlos Magnussen) won samen met Anish Giri (Nederland) en Maxime Vachier-Lagrave (Frankrijk) het tienkoppige toernooi met 5,5 uit 9. Alle drie wonnen ze 2 van de 9 partijen en speelden 7 keer remise. Een dergelijk hoog aantal remises is niet abnormaal in topgezelschap. De spelers zijn zo aan elkaar gewaagd dat het niet bepaald makkelijk is om een winststelling uit te bouwen. Ik was tijdens het toernooi in Londen en had, dank zij mijn goede vriend GM Daniel King, het voorrecht om twee dagen als VIP het toernooi te kunnen meevolgen.

Lees meer