covid19@gmail.com

Hi Covid

Sommige mensen heten Arvid, anderen David of zelfs Jovid. 

Jij heet Covid. 

‘Hi Covid’

Niet ‘beste’, niet ‘geachte’. Zelfs ‘dag’ valt me al zwaar.  Gewoon ‘hi Covid’.

Je hebt beslist ook een e-mailadres: covid19@gmail.com, vermoed ik, zoiets als jan.jansens367@gmail.com

Ik stuur je deze mail met het risico dat je hem negeert, dat hij in je spam terechtkomt of als een boemerang onbestelbaar naar mij terugkeert.

Ik schrijf je om je mee te delen dat je ons nu al een maand in quarantaine houdt. Quaranta giorni, in het Italiaans, de taal van het land waar je zo ondankbaar lelijk huishoudt en waar het woord in de veertiende eeuw ontstond, toen iemand van je voorouders er de doos van pandora opende en de pest losliet.

Je bent een ranzige sluipschutter, een vileine zak, een genadeloze sloper, een verachtelijke kloothommel, een scabreuze lamlendeling, een impotente gluipsnor, een mistroostige bermslet, een kamelenneuker, een klaplul, een etterbuil.

De middeleeuwers zullen je voorvader ook wel uitgescholden hebben. Wellicht hebben ze hem ‘hennetaster’ genoemd, omdat hij vrouwen noch meisjes spaarde, een slutpese of een platbroeck, een man bij wie de broek niet bol wil staan.’

Maar volgens de geschiedenisboeken liet het hem siberisch koud. Hij bleef sinister doorgaan. ‘Ic schyte in ulieden’’ zei hij, net zoals jij nu tegen ons ‘shit on you’ zegt en verder doet, je tentakels uitspreidt, bejaarden sloopt, gepensioneerden, vijftigers, veertigers, tieners of sporadisch een kind.

Zonder jetlag palm je tegen supersonische snelheid de hele globus in. Je drijft de hele mensheid in haar kot, veegt terrasjes leeg en laat kappersscharen roesten terwijl je bijna stikt in je sardonische lachbuien.

Je bent een dodendans, een knekelvent, een memento mori. Je maakt virologen radeloos.  Je jaagt de wetenschap op stang. Je deelt mokerslagen uit en drukt ons met de neus plat op onze vanitas tot we niet meer ademen kunnen. 

En toch werd ik vanmorgen geconfronteerd met de cruyffiaanse Binsenweisheit dat ‘elk nadeel zijn voordeel heb’.

Van Charlotte Mutsaers, de dame met de vuurrode lippen en het hondje, die in veiliger tijden geregeld in Oostende rondwaart, las ik in De Standaard dat ze zelden zo heerlijk door Amsterdam gezworven heeft als de afgelopen dagen, dat de stad bevrijd van hele horden toeristen zijn pracht herwonnen heeft en hoe dramatisch de coronacrisis ook moge zijn, dat de schoonheid die aan Amsterdam terug geschonken werd voor haar troostrijk is. 

Dat gevoel heb ik ook, zij het niet ongeremd, niet met volle teugen, met een zweem van schuldgevoel zelfs. Oostende ligt er rustig bij. In tijden waar ademen gevaarlijk is, kun je er tomeloos ademhalen

En plotseling is er de tijd om een boek te lezen, La Superba bijvoorbeeld. Bij god, wat kan die Pfeijffer schrijven!

Ik vergaloppeer me in zijn meanderende zinnen, beroes me aan zijn stilistische arabesken. Ik adem de bladzijden in, zonder mondkapje.

Afgemeten aan dood, vernieling en verderf is dat klatergoud en surrogaat, een pleister op een houten been. Maar zoals Charlotte Mutsaers stelt: ‘het is troostrijk’.

Ter zake nu Covid, een quarantaine hoort veertig dagen te duren, niet langer. Anders doet ze haar naam geweld aan.

Hoepel dus maar op! 

Jouw tijd is gekomen om te sterven.