Over lockdown & social distancing

Ongetwijfeld zullen sommige mensen in deze coronatijden weer met een bezorgd hart aankijken tegen de Engelse neologismen die het Nederlands binnen dartelen alsof hier hun natuurlijke habitat is. Het valt objectief inderdaad moeilijk te ontkennen dat ons vocabulaire momenteel lockdownobesitas en socialdistancingovergewicht vertoont.

Kan het ’Nederlandser’? We proberen even om beide indringers naar het Nederlands te vertalen. We halen er Google bij. Voor lockdown kom je niet verder dan vergrendeling en afsluiting. Je vindt ook wel to be in lock down, wat dan als in een noodtoestand verkeren vertaald wordt. 

Voor social distancing vind je sporadisch de letterlijke vertaling sociale distantie, maar dat klinkt in het Nederlands al even moeilijk om je eraan te houden als in het Engels.

Dan maar VRT taal proberen. Daar laat Ruud Hendrickx, de taalraadsman van de VRT, ons weten dat er nog geen geijkte Nederlandse term voor social distancing bestaat. Hij suggereert wel een drietal kandidaten:

  • sociale afstand (een letterlijke vertaling)
  • de beperking van sociale contacten
  • het bewaren van afstand in het openbaar leven

Via Hendrickx komen we dan bij Ton den Boon terecht, de hoofdredcateur van de Dikke van Dale. Die legt momenteel een heus coronawoordenboek aan, dat al meer dan 300 begrippen telt. Er staan o.a. een heleboel nieuwe woorden in die bestaan uit het woord ‘corona’ plus iets erachter: corona-angstcorona-aanval, corona-exit (zoals we weten liep het grondig mis met corona-brexit)  …

Er is ook al een coronalul, een bezoeker van een supermarkt of een winkel die zich in tijden van corona niet aan het winkelprotocol houdt en bijvoorbeeld geen anderhalve meter afstand bewaart tot het personeel of andere klanten.

Het aantal nieuwe Engelse woorden valt goed mee. Ik geef er enkele: de porte-manteauwoorden cockdown, rockdown en stockdowncoronashamencoronial (naar millennial), reset en het half-Engelse whatsaperitieven. Hoop en al vijf procent misschien.

Grasduinen we kort in enkele verklaringen die den Boon geeft:

lockdown: noodmaatregel of noodtoestand, waarbij een land, streek, stad of gebouw niet mag worden betreden of verlaten vanwege een gevaar of de dreiging van gevaar, bv. een virusinfectie.

lockdownparty: party georganiseerd en bezocht door mensen die een lockdown ten gevolge van een grootschalige uitbraak van een virusinfectie niet ernstig nemen.

social distancing: het mijden van openbare gelegenheden, bv. tijdens een epidemie of pandemie ter voorkoming van ziekteverspreiding, en het afstand houden van anderen in het algemeen.

Volgens VRT-man Ruud Hendrickx is het niet alleen moeilijk om een goed Nederlands woord te vinden dat exact hetzelfde wil zeggen, maar is het vaak ook moeilijk om één woord op het begrip te plakken. Je moet het omschrijven, langer maken of uitleggen zoals den Boon dus doet en dat druist dan weer in tegen het principe van de taaleconomie, de zuinigheid met woorden. Bijvoorbeeld bij social distancing. Dat betekent: blijf in je kot én blijf ver weg van anderen. Je kunt hier inderdaad misschien sociale distantie van maken, maar dat klinkt, zoals gezegd, ook niet erg goed. 

Bovendien werken de mensen die met de crisis ‘bezig’ zijn, politici, virologen en andere wetenschappers, in een internationale context. Dan is het makkelijk om één woord te hebben dat overal gebruikt wordt. En dat woord komt uit het Engels, onze hedendaagse lingua franca. It’s as simple as that.

Zullen al die nieuwe woorden bijven (en van Dutch nog meer Dunglish maken)?

Een groot deel van de neologismen zal met zekerheid weer verdwijnen wanneer de crisis verdwijnt. Zo was het bijvoorbeeld ook met de dixionekip. Eens het ding wegvalt (het betekende) volgt het woord (het teken) in zijn spoor. Wie weet bijvoorbeeld nog wat een tamagotchi is? 

Het woord coronacrisis zelf zal, gezien het ingrijpende ervan, een blijver zijn. Daar raken we niet meer vanaf, ook niet in de Dikke van Dale van pakweg 2050. Lockdown ook. Cockdown niet. Ook in de toekomst zullen er nog kinderen geboren worden.

Gisteren kreeg ik in een mail van Alta Engelbrecht, taalkundige aan de Universiteit van Pretoria. Ze schreef dat ze door corona veel aanlyn studente heeft en ik kon er niet omheen dit woord schattiger en mooier te vinden dan onlinestudenten. Ik ging dan ook eens struinen op het internet en zocht naar Zuid-Afrikaanse koerante. Ik vond onder andere dit:

Les vir inperking: Hoe Mandela fiks gebly het in klein ruimtes

Usain Bolt se parmantige Covid-19-boodskap

KoronaTuisbly-projekte vir oud en jonk

Sosiale distansiëring, handewassery en algehele afsondering.

En toen ik Alta om raad vroeg, moest ze zelf op speurtocht.

‘Ek verneem die Afrikaanse woord vir lock down is grendeltyd. Pragtig, dink jy nie? Maar ja, dit is slegs die puriste wat dit wel gebruik.’, schreef ze.

En vanmorgen liet ze me dan weten dat grendelgreep ‘die nuutste toevoeging tot die neologismes is’.

Zelfs in tijden van corona is Zuid-Afrika taalkundig the place to be.

Eva, ge doe da goe

Eva, ge doe da goe

Het is een warme week voor een neerlandicus. Zelfs bij de ‘kwaliteitskranten’ De Standaard en De Morgen zijn de mazen van het taalnet groot geworden. Vroeger kon er een sprotje door, nu een hele walvis. De Sandaard permitteerde het zich gisteren een artikel aan ‘qaly’ te wijden en daarbij ‘qaly’ consequent fout te spellen. De Morgen heeft het vandaag over de ‘meegevaarde’ ambtenaar, ook een taalkundig hoogstandje.

Top of the bill is echter de tv-banner bij Music for life. Ik sprokkelde in vijf minuten een aantal pareltjes:

Aan men allerliefste Kelly.

Nu cha ik eten.

Goe raport, doe zo voord.

Bedank voor de toffe prezentatie.

Annickske wilt een foto met Eva.

Allo, ik eet Nicki.

Weer een dagske voor bij.

De fakkel brand tot in Canada.

Ik zie hanne vandenberghe dood graag.

Mocht ik hanne vandenberghe zijn, ik zou op mijn tellen passen. Spelling en betekenis hebben vaak met elkaar te maken (peilen en pijlen, tekort en te kort …) en dood graag is niet doodgraag.

Laten we even de verplaatsingproef met zinsdelen toepassen op deze zin ‘ik zie hanne vandenberghe dood graag’. Mogelijk zijn bv. ‘Dood zie ik hanne vandenberghe graag.’ en ‘Ik zie hanne vandenberghe graag dood.’ Hanne, joenk, koop maar snel een ‘kogelvrij vest’ of is het ‘kogel vrijvest’, vooraleer je op de impliciete vraag naar meer van je aanbidder ingaat.

De banner op tv blijft boeiend. Nu lees ik: ‘Eva, ge doe da goe’, zeer efficiënt als je het verschil tussen ‘d’ en ‘t’ niet kent.

In Het Nieuwsblad van vandaag staat dat leraars in spe gebuisd zijn voor basiskennis. Voor Nederlands gaat het over 30%. Voor Frans zelfs over 50%. Er schuift heel toevallig net nu (17.38 uur) een banner voorbij : ‘vanuit Frankrijk lult het niet’. Dat spreekt de cijfers in de krant tegen. Vanuit Frankrijk lult het eerder te veel.

Ook voor wiskunde is de situatie blijkbaar niet al te schitterend. De krant heeft het over ‘pijnlijke resultaten’. Ik kan dat alleen onderschrijven: ‘Studenten, ge doe da nie goe.’

IJspiste of Eispiste?

 

IJspiste of Eispiste?

Dezer dagen ligt het Wapenplein in Oostende er weer ingepakt bij. En zoals gebruikelijk heeft eenieder er weer zijn zeg over.

‘Al dat geld dat dit kost! Kunnen ze daarmee niks anders aanvangen?                  

‘Leuk dat de ijspiste er weer is! Ze brengt volk naar de stad.’

‘En die kerstverlichting! Allemaal geldverspilling en pollutie! En niemand die nog naar de middernachtmis gaat!’

En zo gaat het verder. Is er kerstverlichting, dan kost dit teveel en kun je het geld beter aan andere zaken besteden. Is er geen, dan doet Oostende niks voor de sfeer. Missen is menselijk en mensen zijn soms misselijk.

Hetzelfde gevoel overviel me zaterdag 17/12/2016 bij de commentaren op het Groot Dictee van de Nederlandse Taal.

‘Schaf dat af! Wat heeft dat nu met spelling te maken?’

Weinig of niets, als je het over de vaardigheid hebt om correct te spellen.

Maar daar gaat het uiteraard niet over. Wat heeft goed zijn in een quiz op tv met echte intelligentie te maken? Evenzeer weinig of niets, veel meer met een goed geheugen. Schaf dus ook maar in een trek het fenomeen quiz op tv af. We weten toch met z’n allen dat de slimste mens niet de slimste mens is.

Het Groot Dictee op tv is een spelletje en moet ook aldus bekeken worden. Het is fun voor even, een kortstondige uitdaging voor mensen die ze aangaan.

In De Standaard van vandaag 19/12/2016 wordt op het dictee teruggeblikt, in een apart kadertje zelfs op een enkel woord uit het dictee: ‘qaly’, een initiaalwoord voor ‘quality-adjusted life years’. Helaas schrijft de auteur heel het artikel door ‘qaly’ als ‘qualy’, een fout geïnduceerd door de eerste component van het initiaalwoord. De auteur heeft niet goed zijn huiswerk gemaakt en… waarschijnlijk zelfs niet naar het dictee op tv gekeken. Bij de correctie wees men toen duidelijk op het ontbreken van de ‘u’ in het woord.

Ik maak me trouwens sterk dat de dictators (de voorlezers van het dictee, o.a. Freek die met zijn andere coupe het langst uitgerekte hoofd van heel omroepland heeft) het woord fout hebben gelezen. In het Engels spreekt men het woord vooraan met een ‘k’ uit, niet met ‘kw’. In het Nederlands is er dus evenmin reden om dit te doen. Men zegt toch ook niet ‘laser’ met ‘a’ tegen ‘laser’, tenzij men de deelnemers wil ‘belaseren’.

Zo zie je maar: spelling is even glad en glibberig als een ijspiste. Of is het nu toch een ‘eispiste’. Iemand stelde in het kader van het spellinggebash voor ‘ij’ en ‘ei’ gelijk te schakelen. Zijn kind zou dan op school geen last meer van dat ridicule duo hebben. Ook een mening natuurlijk. Wat zou de huismeid/huismijt daarvan denken?

We leven in een tijd waarin opinies welig tieren. Zowat iedereen krijgt of creëert een forum voor zowat om het even wat. Aan argumenten om opinies kracht bij te zetten, wordt minder tijd besteed.

Dus toch maar ijspiste? Mijn gedachten dwalen af naar 1916, honderd jaar geleden, toen Felix Timmermans ‘Pallieter’ schreef. Er staat een passage in, waarin Pallieter zijn naam in het ijs piste, zodat het ijs ging smelten. Helemaal vanzelf, zonder dat Pallieter ook maar iets van het ijs eiste.

 

 

 

Dieselgategateschandaal

Het dieselgategateschandaal

 

Op vrijdag 11 februari 2016 sprak Hanne Decoutere tijdens het tv-nieuws over het ‘dieselgateschandaal’.

Het is me wat met dat ‘gate’.

Het begon in de vroege jaren zeventig van de vorige eeuw met het Watergateschandaal, genoemd naar het Watergate Complex in Washington, D.C. Het leidde tot president Nixons zwanenzang.

Er zijn echter wel meer schandalen op onze aardbol en toen gebeurde er iets taalkundig zeer interessants.

Op 1 februari 2004 was de borst van Janet Jackson (per abuis?) ongeveer een halve seconde te zien op televisie tijdens de pauze van de Super Bowl. De kranten spraken van nipplegate.

En er zijn er wel meer van die gates. Om er nog twee te noemen: monicagate en nannygate. En nu is er dus dieselgate.

‘Gate’, dat oorspronkelijk een deel was van een samenstelling ‘Watergate’, met de betekenis ‘poort’, heeft zich ontwikkeld tot een achtervoegsel met de inherente ‘betekenis’ schandaal.

Monicagate betekent dus het schandaal waarbij Monica Lewinsky en Bill Clinton betrokken waren. Nipplegate het schandaal waarbij de ene nipple van Janet Jackson betrokken was. Als je dus nipplegateschandaal zegt, zeg je eigenlijk nippleschandaalschandaal, en dat is pure redundantie.

Dieselgate is het schandaal waarbij de dieselauto’s van Volkswagen betrokken zijn. Het is het dieselschandaal of gewoon dieselgate. Niet het dieselgateschandaal dus.

Het blijft nu wachten op de volgende stap: het dieselgategateschandaal. Hanne, go for it! Het zou schandalig zijn, als je een dergelijke opportuniteit liet liggen: een hannegate.

Hoe meir hoe liever

Hoe meir hoe liever

Basic Fit
The Sting
Pull&Bear
Chrome Stock
         pop-up store
JD king of trainer
Street One
Princess
Triumph
DE WAPPER
linksaf
Radio Stad Your Urban Radiostation
FG de n° 1 uptempo radio
De Slegte (The Bad???)
een allochtoon !!!!!!!!
Keer terug
The Bistro
Niet le, niet de
The
Esprit jackets, sweaters, pants
WE
up to – 70%
River Island
1/2 price sale
Australian Ice Cream

Hoe meir hoe liever

 

DE WOORDKNUFFEL

De eerste Week van het Nederlands is voorbij. Ik was zaterdag 10 oktober op het Taalcongres in het Vlaams Parlement en donderdag 15 oktober op Reyerstaal in Antwerpen. Het eerste liep gestroomlijnd en was interessant. Het tweede, een ‘VRT-event’ was rommelig en af en toe onderhoudend. Ook keek ik in die week elke morgen uit naar De Standaard. Ik tweette de artikels van Astrid Houthuys meteen door. Deze mij voor de rest onbekende freule wist me bij herhaling te boeien met relevante  op een toegankelijke manier geschreven artikelen. Ik stuurde haar een mailtje om haar te feliciteren. En kijk eens, prompt kreeg ik een mail terug. Astrid Houthuys bedankte me voor mijn ‘woordknuffel’. Dat woord, mijn eigen neologisme, zoals anderen een ster, een auto of een saxofoon hebben, vloeit hier ter plekke uit mijn klavier. Ik vind dat het in de ‘nieuwe nieuwe’ Van Dale moet. Iemand met woorden een hart onder de riem steken, even welverdiend loven, warmhartig prijzen: dat noem je toch een woordknuffel. Ooit kreeg de vereniging Over de balk beurtbalkje in Van Dale. Nu is het de beurt aan de woordknuffel (mannelijk, meervoud: woordknuffels)

Ik mocht trouwens de warmte van de woordknuffel aan den lijve ondervinden. In het kader van de Week van het Nederlands vond ook de officiële voorstelling van mijn boek Rechts is waar de duim links staat plaats. Ik had op een dertigtal aanwezigen gerekend, maar Vrijstaat O liep warempel bijna vol. Er waren een kleine 80 mensen (wat iets anders is dan 80 kleine mensen) aanwezig. Ik ging in gesprek met Focus-journalist Stefaan Kerger. Samen wisten we blijkbaar de aanwezigen voldoende te boeien om naderhand uitvoerig gecomplimenteerd te worden.

Zondag 18 oktober debuteerde ik dan als interviewer. Boekhandel Corman had me gevraagd om dichteres Eva Cox te interviewen; dit in het kader van Dichter bij Corman. In de intieme kring van ’t Leeshuus ontspon zich een boeiend gesprek, gelardeerd met gedichten van Eva Cox en van een aantal van haar favoriete dichters. Eva is dichter en performer. Ze leest ongelooflijk goed voor. Als je de ogen sluit, zie je haar verzen uit onder andere1, 2,3 Ten dans echt dansen. Ook hier viel ons beiden de woordknuffel ten deel.

Ik ga voortaan meer woordknuffelen, niet ten koste van, maar wel naast fysiek knuffelen. Ik heb de nieuwe Van Dale gekocht.  Ik heb hem geknuffeld. Hij ziet er zo liefelijk uit. Wit is altijd schoon. Ik zal er gegarandeerd plezier aan beleven.

 

Metro of retro?

Het is de eerste Week van het Nederlands. Een mooi initiatief, waarvan overmorgen de officiële presentatie van mijn boek ‘Rechts is waar de duim links staat’, deel uitmaakt. De kranten besteden ruime aandacht aan taal en aan het Nederlands in het bijzonder. Dat vind ik verrassend en heerlijk. Zelfs Metro, de treinkrant is op de wagen gesprongen. Een week lang wordt er dagelijks een spellingtest/spellingstest/speltest aangeboden. Voor mij ligt Metro van 13 oktober 2015. Op bladzijde 13 staat een test over al dan niet aaneenschrijven (wordt trouwens aaneengeschreven). Leuk? Ja. Jammer? Ook ja. Jammer omdat de focus voor het brede publiek nog maar eens op spelling gelegd wordt. Het lijkt me de ‘Week van het Groot Dictee der Nederlanse Taal’ wel in plaats van de ‘Week van het Nederlands’. Voor de Metrolezer wordt op die manier nog maar eens de waanvoorstelling bevestigd dat Nederlands goed beheersen synoniem is met goed kunnen spellen. Ik ken iemand die een voetbal meer dan duizend keer in de lucht kan houden. Hij legt de bal in zijn nek, trapt afwisselend links en rechts, kopt tussendoor een beetje, laat de bal op zijn dijen kaatsen … Met andere woorden: hij kan zo Cirque du Soleil in. Maar kan hij goed voetballen? Helemaal niet. Zelfs bij FC Poelkapelle raakt hij niet in het eerste team. Zo is het ook met al die ‘spelkunstjes’. Waarom niet bv. een pro-en-contrarubriek over, ik grijp in de grabbelton, dialect op tv (Bevergem), spellingvereenvoudiging, Engels in plaats van Nederlands in het onderwijs …? Dingen die maatschappelijk relevant zijn en waarover de taalleek op fora meestal ook zijn opvatting niet ventileert, precies omdat hij op het net zelden of nooit op die stekken terechtkomt. Het was een ideale gelegenheid geweest om het bredere publiek van de treinreizigers aan te boren. Nu moet ik proberen uit te maken of het gaat om het 8 jarige kind, het 8-jarige kind of het 8jarige kind. Dan maar liever op dezelfde pagina lezen hoe je waterzooi, een keizerlijke maaltijdsoep! (met uitroepteken), het lievelingskostje van Karel V, klaarmaakt. Of is het KarelV, Karel-V of zelfs Karel 5?

Spelling en onderwijs

 

Leraren in de eerste graad secundair onderwijs: ‘Leerlingen leren niet meer spellen in het basisonderwijs.’  

Leraren in de tweede graad secundair onderwijs: ‘Leerlingen leren niet meer spellen in de eerste graad.’    

Leraren in de derde graad secundair onderwijs: ‘Leerlingen leren niet meer spellen in de tweede graad.’                

Docenten in het hoger onderwijs: ‘Leerlingen leren niet meer spellen in het secundair onderwijs.’

En zo schuiven leraren en docenten de zwarte piet naar elkaar toe in de volle overtuiging dat leerlingen slechte spellers zijn, dat zij als leraar of docent alles doen wat in hun macht ligt om dit euvel te verhelpen, maar dat de voorkennis van de leerlingen of studenten eens ze bij hen op cursus komen gewoonweg niet voldoet. En daar kunnen zij behalve remediëren niets aan doen. Wat gebeurd is, is gebeurd. Als men in een eerdere onderwijsfase zijn gat verbrandt, moet men in een volgende op de blaren zitten.

Lees meer