De zwarte zwaan

Toelichting voor de lezer

Dit verhaal ontstond in coronatijden. Het is geschreven voor Sien, Noor, en Yulduz (en ook voor Jasmijn en Paul, maar die zijn nog te klein om te kunnen lezen) Een zestal dagen lang kregen Sien, Noor en Ella elke dag een mail met een stukje van het verhaal. Ik had in het begin geen enkel idee waar het naartoe ging. Het begon als een detective met wat joligheid in. Geleidelijk aan ging het een meer ernstige toer op. Plotseling kwam het boek ‘The black Swan’ weer in mijn geest opdagen. Ik had het in 2007 in Teddington, aan de Thames, even buiten Londen gekocht. Ik herinnerde me nog de schreeuwerige oranje kaft en had het snel teruggevonden.

Het was precies alsof het verhaal zichzelf was beginnen te schrijven en totaal op eigen kracht in de actualiteit wortel geschoten had. Raar, maar waar.

Dank aan de kleinkinderen en ook aan hun ouders voor de leuke hartverwarmende reacties.

Zwarte zwaan verdwenen!!!

Zo stond het in de krant van gisteren, dinsdag 24 maart 2020. Op de eerste bladzijde. Het stond niet in één krant, maar in alle kranten, ook in de Franstalige. ‘Cygne noir disparu’ stond er.

In het artikel had de journalist het over een zwarte zwaan die in het Koningin Maria Hendrika Park, in de Oostendse volksmond ‘’t Bosje’ …

Maar laat mij liever het artikel overtikken. Dat gaat sneller en is ook wel correcter. Zo worden er geen leugens verteld en lees je puur de waarheid

Zwarte zwaan verdwenen

In het Bosje van Oostende werd gisteren de verdwijning vastgesteld van de zwarte zwaan, die al drie jaar elke dag van het jaar  tussen de zeventien witte zwanen zwemt, die het Bosje rijk is. De verdwijning is onrustwekkend te noemen. Vermoedelijk zijn er in de nacht van dinsdag op woensdag zwanenstropers in het Bosje geweest en hebben die op een of andere misdadige manier Tchaikovsky (zo heet de zwarte zwaan, ze is genoemd naar de componist van de balletmuziek bij ‘Het Zwanenmeer’) uit het water gelokt. De vrees bestaat dat Tchaiko (zo noemen de Oostendenaren op een liefelijke manier hun zwarte zwaan) in een vliegtuig naar Argentinië gebracht werd om daar in de nieuwe Zwanenzoo, een gloednieuwe waterdierentuin, als publiekstrekker gebruikt te worden. En zoals we weten van de zoo in Berlijn, met zijn pandatweeling, helpt dat inderdaad om de bezoekersaantallen te verdrievoudigen.

Tot zover het artikel dat ondertekend werd met Kaka, het pseudoniem van de bekende Oostendse journalist Karel Kapelle.

Sien De Gendt las dat artikel terwijl ze thuis in haar zetel zat en een kamillethee dronk. Het artikel boeide haar. Ze voelde instinctief aan dat er iets niet klopte. Ze geloofde gewoonweg niet dat Tchaiko in Argentinië was. Volgens haar was de zwaan veel dichterbij en had iemand boze bedoelingen met de ontvoering.

Het voorval liet Sien niet los. Als Tchaiko zich in Argentinië bevindt, moeten daar op het internet sporen van te vinden zijn, dacht ze. Ze nam haar iPad en googelde ‘zoologico’ en ‘cisne’. Ze had die woorden eerst moeten opzoeken, want Spaans was ze niet machtig. Maar zoals ze verwacht had, leverde haar zoektocht geen resultaten op, wat bij haar de overtuiging deed groeien dat er iets niet pluis was aan het hele zaakje. Ze ging aan haar bureau zitten en nam een blad papier. In het midden tekende ze een cirkel  (eigenlijk leek het meer op een ei) en noteerde met zwarte balpen ‘Zwarte Zwaan’ . Vanuit die cirkel trok ze vervolgens met rode balpen een zestal pijlen en op de punten ervan schreef ze: wie, wat, waar, wanneer, hoe en waarom. Dat was een methode die Sien vaak gebruikte als ze haar gedachten wilde ordenen. Twee van die vragen sprongen eruit: wie had Tchaiko ontvoerd en waarom. De Gendt pijnigde haar hersenen, maar ze raakte voorlopig geen stap verder. Bij ‘waarom’ schreef ze een aantal woorden: afpersing,  rijke sjeik (die een zwarte zwaan wilde om mee te pronken in zijn paleisvijver), Bertoli (een firma die bekend was om haar oliën, en misschien een nieuw product: zwartezwaanolie op de markt wilde brengen), jaloersheid (misschien wilde Brugge, een aloude concurrent van Oostende, een zwarte zwaan op de reien) enzovoort enzovoort.

Hier kom ik alleen niet uit, dacht Sien vertwijfeld. Ze begon nerveus te worden. Misschien moest ze haar zus Noor erbij betrekken. En ook haar vriendin Juulke Roozenbroeck. Ze kende Juulke al lang. Als kind hadden ze in dezelfde straat gewoond, vaak samen gespeeld en bijna nooit ruzie gemaakt. Nu zagen ze elkaar nog slechts sporadisch. Zijzelf studeerde criminologie aan de UGent en Juulke was uitgegroeid tot een veelbelovende balletdanseres bij het internationaal befaamde BNP-ballet (Ballet Nooit Plooien uit Neder-Over-Heembeek). Maar ze deelden nog altijd hun passie voor het mysterieuze.

Juulke had haar onlangs nog via WhatsApp een raadseltje gestuurd:

Mysterieuze dood in de auto

Een man wordt levenloos aangetroffen in zijn auto. De politie staat voor een raadsel, want er wordt geen spoor van buskruit op zijn kleren gevonden, noch ergens anders in de auto. De persoon die hem neerschoot, moet zich dus buiten de auto hebben bevonden. Maar alle ramen waren dicht, alle portieren gesloten en het enige kogelgat is de schotwonde waaraan de man overleed. Hoe is dit mogelijk? 

Sien had het raadsel aan Noor voorgelegd en samen hadden ze de oplossing tamelijk snel gevonden. Juulke had hen al moeilijkere raadsels toegestuurd.

Noot van de redactie:

Wellicht is de lezer minder pienter dan de familie De Gendt en vindt hij de oplossing niet zo snel. Of toch? 

Morgen lees je hier het vervolg van het ZWZW-mysterie, maar wie de oplossing van het raadseltje kent, mag ze ons voor middernacht doormailen. Onder de juiste antwoorden verloten we een gratis rit achterop de motor bij een Zwaantje.

Rond de middag rinkelde Siens gsm. Ze had Juulke aan de lijn. 

‘Lang niet meer van je gehoord’, zei deze. 

‘Pure telepathie’ antwoordde Sien. 

‘Hoe bedoel je’, vroeg Juulke. 

De Gendt vertelde haar in korte bewoordingen wat haar de vorige dagen had beziggehouden. 

‘Misschien moeten we eens samen aan het Spiegelmeer in het Bosje gaan kijken’ stelde Juulke Roozenbroeck voor. ‘Je weet maar nooit dat we op een spoor stoten.’ 

Dat was typisch Juulke. Ze vatte graag de koe bij de horens. ‘En ik neem mijn broertje Paul en ons nichtje Jasmijn, die toevallig bij ons is, mee’ zei ze, want hoe jong ze ook zijn: die twee zijn echte speurneuzen!’

Ze spraken af aan de cafetaria om half drie ’s namiddags. Er scheen een pril deugddoend voorjaarszonnetje. Sien bestelde een groene thee, Noor een Lassi, Juulke een sinaasappelsapje, Paul een glas koele melk vers van de Oostendse polderkoeien en Jasmijn, door Paul steevast ‘Sjamijn’ genoemd koos voor siroop.  De ober keek verbaasd op, maar glimlachte breed toen Juulke hem duidelijk maakte dat dit ‘Jasmijns’ was voor Kombucha. 

Sien briefte de rest van het gezelschap over de opzoekingen die ze tot dusver gedaan had. 

‘Laat ons even tot aan het Spiegelmeer lopen’ stelde Noor voor. 

Toen het viertal daar aankwam zagen ze de witte zwanen vredig op het water dobberen. Geen enkele scheen zich zorgen te maken over de verdwenen zwarte zwaan. Wellicht hadden ze die zelfs altijd al als een vreemde eend (een zwaan kan in het Nederlands dus ook een eend zijn) in de bijt beschouwd. Misschien voelden ze zich zelfs meer op hun gemak nu die er niet meer was.

Ze zwommen netjes in vier rijen van vier.

‘Heb je dat artikel uit de krant bij je?’ vroeg Juulke plotseling. 

Sien haalde haar portefeuille boven en vond het artikel tussen enkele 10-eurobiljetten. 

‘Hoeveel witte zwanen tel jij?’, vroeg Juulke.

‘Nou, zestien’, zeiden Sien en Noor in koor, ‘tenminste als ik gebruik maak van de tafels van vermenigvuldiging die ik in het eerste leerjaar bij meester Rik geleerd heb’ voegde Noor eraan toe. ‘Vier maal vier is zestien’.

‘En?’ vroeg Juulke.

‘Wat en..?’ repliceerde Sien.

‘Valt jullie frank dan niet?’

‘Hij kan niet vallen, ik heb alleen euro in mijn zakken’, grapte Sien 

Ze was altijd wel in voor een geintje. Juulke ook trouwens, maar nu vond ze de reactie van Sien De Gendt eerder ongepast

‘Er zijn hier normaliter zeventien witte zwanen. Vandaag maar zestien!’, zei ze.

Siens mond viel open van verbazing. 

Blijkbaar was er nu ook een witte zwaan verdwenen. Dat viel uiteraard minder op, maar vreemd was het wel. 

Welke geschifte persoon hield zich in godsnaam onledig met het laten verdwijnen van zwanen?

Wat deed die persoon daarna met die zwanen?

Waartoe had hij die sierlijke dieren nodig?

Had hij een zwanenhandel opgezet?

En vooral: leefden ze nog?

Allemaal vragen die door het hoofd van de amateur-speurneuzen spookten.

NVDR: de oplossing van het raadseltje van gisteren: de auto was een cabriolet, een auto met een open dak.

De volgende morgen kregen Sien en Noor een tweet van Juulke: ‘Moet plotseling vertrekken naar Parijs. Sterdanseres Ballet National de France van de trap gevallen en grote teen gebroken. Moet haar vervangen. Succes met jullie speurtocht. Hou me op de hoogte. Doei.’

‘Juulke is het toch wel echt aan het maken in de balletwereld’, dacht Sien en even kwam haar eigen droom weer aan de oppervlakte. Als tiener had er altijd van gedroomd om een wereldbefaamde pianiste te zijn die in Sydney en New York de pannen van het dak speelde, zelfs op openluchtfestivals. De kans zat er nog altijd in, maar er was nog een lange weg te gaan, wist ze.

Zoals elke morgen deed Sien, nadat ze haar portie Jordans Crunchy granola verorberd had, een tiental minuten touwspringen en daarna ging ze nog even basketten. Noor lag nog wat te slapen.  Ze was nog moe van haar optreden met de tumblinggroep met de zeer toepasselijke naam: ‘Niet naast, maar op elkaar’, waar Noor zich in korte tijd tot de vedette ontpopt had.

Sien droomde even weg. In gedachten zag ze de zwanendief voor zich uit lopen. Met een krachtig spurtje beende ze hem bij en verkocht hem een oplawaai zodat de snoodaard door de lucht vloog en na een salto mortale plat op zijn smikkel landde. ‘Zo’ zei Sien in haar gedachten tegen de crimineel: ‘Nu ben je zelf ook een dier, met name een vogel, meer bepaald een pechvogel’

Die zaak met de zwaan hield haar toch wel heel erg bezig, zeker nu er een tweede op even onverklaarbare wijze verdwenen was. Ze liet haar eigenlijk niet los, in die mate zelfs dat ze na een paar obligate telefoontjes naar het Bosje fietste. Ze had haar oortjes in, want Sien De Gendt hield van ochtendmuziek. Het was net Brihang op haar Spotify-playlist: ‘Der zit een steentje in m’n schoen, maar kzien der al gewend aan. Tis daardoor da’k ’t gevoel heb dak besta…’

Sien kende de tekst uit het hoofd en ze zong luidkeels mee zodat andere fietsers haar vreemd aankeken en er één zelfs het gebaar maakte van ‘ziejje gie misschien zot?’.

Even later kwam Sien bij het Spiegelmeer aan. Ze telde de zwanen. De schrik sloeg haar om het hart. Zij telde er maar vijftien. Maar kort daarna kwam nummer zestien sierlijk peddelend en zich niet bewust van het feit dat hij Sien De Gendt bijna een hartstilstand had bezorgd van tussen het riet. 

De grond rond het Spiegelmeer was een beetje drassig. Het had nogal veel geregend de laatste dagen en De Gendt gleed even uit. ‘Zij kon zich nog net rechthouden, maar door die onvoorziene beweging was er van onder de kiezelsteentjes aan de rand van het Spiegelmeer een stukje hout vrijgekomen waarop met stift in minuscule letters iets geschreven stond. Met het blote oog kon Sien niet lezen wat, maar clever als ze was, nam ze een foto met haar gsm en vergrootte daarna het beeld. ‘Wie zoekt, die vindt en wie niet vindt, heeft niet gezocht’ stond erop geschreven. Daaronder stonden de letters Z en W, met telkens één verticaal streepje ernaast. Het was haar meteen duidelijk: Z stond voor zwart en W voor wit. En dat betekende dus dat er wellicht nog meer witte zwanen zouden verdwijnen .

Ook de twee volgende dagen fietsten Sien en Noor ’s morgens naar het Bosje. Maar er gebeurde niets abnormaals. Evenmin vonden ze verdere sporen van een misdadig opzet. Er waren geen nieuwe verdwijningen. Er waren nog altijd zestien witte zwanen en de omgeving lag er vredig bij. De De Gendtjes begonnen te denken dat alles eigenlijk gewoon toeval was. Zwanen kunnen bij zwerftochten afstanden van honderden kilometer overbruggen. Misschien waren ze gewoon ’t Bosje beu en op zoek gegaan naar een andere biotoop. En dat stukje hout met Z en W en de verticale streepjes erop was vermoedelijk door een jeugdbeweging achtergelaten.

Sien en Noor begonnen stilaan weer een zekere rust te vinden. 

Een paar dagen later ontving ze een mail uit Parijs. Juulke stelde het goed. Haar eerste optreden was heel succesvol geweest, maar haar mail had ook een donker randje dat beide De Gendts weer ongerust maakte. 

Haar verblijfplaats lag vlak bij de Seine en toeval of niet: ook daar huisde een kolonie zwanen. ‘Ik heb ze geteld’ schreef Juulke. Dat deed ze anders nooit, maar met het voorval van ’t Bosje in het achterhoofd, was het niet vreemd dat ze dat nu wel gedaan had. En de morgen daarop, voor ze naar de repetitie ging, had ze een tijdje op een bank gezeten, een baguette met camenbert, tomaat en sla gegeten en naar de zwanen zitten kijken, toen haar opgevallen was dat er twee minder waren dan de dag voordien. 

Ze had erover gesproken met Kathryn, een Engelse balletdanseres en tijdelijke collega en die had haar verteld dat ze een paar weken geleden, voor ze uit Londen naar Parijs vertrok in The Guardian gelezen had dat uit Lake Windermere, een 15 vierkante kilometer groot meer in het Lake District op één nacht de vijf zwarte zwanen die er huisden verdwenen waren. Kathryn had dat raar gevonden, maar had geen verdere aandacht aan het bericht besteed, dat op wereldniveau een totaal onbeduidend fait divers was. 

‘Maar misschien was dat toch niet zo’ dacht Sien. ‘Oostende, Parijs, Londen …Kon dat alles nog toeval zijn? Had dat inderdaad puur te maken met een biologisch gecoördineerde zwanentrek? Of zat er toch meer achter, misschien zelfs op Europees of wie weet op wereldniveau?’

De volgende maandag moest Sien naar de universiteit toe. Zij had een seminarie over seriemoordenaars. Terwijl ze naar de Volderstraat fietste, schoot haar plotseling iets te binnen. Toen ze zo een jaar of zes oud was, had haar moeder vaak voor haar voorgelezen. Ze luisterde het liefst naar verhaaltjes van Toon Tellegen. Haar moeder las dan voor uit een heel dik boek met een schreeuwerige roze kaft: ‘Misschien wisten ze alles’ was de titel. Er stonden 313 dierenverhalen in en ze herinnerde zich dat haar lievelingsverhaal over een zwarte zwaan ging. Die zwarte zwaan kwam maar één keer in het hele boek voor. Dat wist Sien ook nog en dat het verhaal heel somber begon eveneens. Dat boek hadden ze niet meer thuis. Waar het was, wist Sien niet, maar ze wilde absoluut het verhaal nog eens lezen. Voor ze naar het college criminologie ging, liep ze nog even binnen in de Krook, de schitterende nieuwe bibliotheek aan het Zuid. Zij vond er rvij vlug het boek van Tellegen. Op pagina 120 stootte ze op het verhaal.

‘Er hing een taaie, zwarte lucht in het bos. De eekhoorn deed zijn raam open, keek naar buiten en dacht: de zwarte zwaan heeft weer eens gezucht’. 

Direct herinnerde Sien zich weer het hele verhaal. Er zat een knoop in de hals van de zwarte zwaan. Het was de olifant die dit het eerst opgemerkt had. Maar alles eindigde goed. Op het einde was de zwarte lucht verdween en ‘heerste er in het bos weer frisse, lichte lucht’. Zo stond het er letterlijk.

‘Wat kan die Tellegen toch schrijven!’ dacht Sien vol bewondering. Ze nam met haar gsm een foto van pagina 120 en 121 van Tellegens knoert. Ze nam zich voor het verhaaltje nog een paar keer aandachtig te lezen. Misschien bevatte het een code, of een versleutelde boodschap. 

De les criminologie was zeer interessant. Sien leerde dat veel seriemoordenaars, net als andere misdadigers, vaak hun “handtekening” of “signatuur” achterlaten op de plaats delict. 

Misschien was het dus zo, mocht er inderdaad iets ongeoorloofds met de zwanen gebeurd zijn, dat de dader of eerder de vermoedelijk daders, want Oostende, Londen, Parijs …, dat wees op een complot, toch ergens een handtekening nagelaten hadden.

Ondertussen was het half april geworden en het weer was op z’n best. ‘Tijd voor de eerste barbecue’ beslisten de ouders van Sien en Noor. Ze sloegen meteen aan het uitnodigen. Een vaste gaste was Lies Joostens, een goede vriendin van hun moeder die altijd voor de nodige ambiance zorgde. Ook Paul en Jasmijn waren erbij. Voor elk van hen had buurtslager Trommelaere  drie minipensjes en vier minibrochettes klaargemaakt, want die konden bikken voor tien. Juulke zat nog steeds in Parijs, maar er was afgesproken dat er rond de avond geskypet zou worden.

De aperitiefhapjes waren net geserveerd toen de bel ging. Het was Post.nl met een langwerpig eerder dun pakje. Niemand had online iets besteld, zo bleek. Het pak kwam uit Duitsland. ‘Zeker papa, die weer een boek over ‘Het Zijn van het Zijn’ besteld heeft en dat vlakweg vergeten is, zei Sien. ‘Ja’, vulde Noor aan ‘en zijn boekenkast staat al propvol’. ‘De firma Masoeur is ze hier vorige week komen plaatsen en er is weeral bijna geen plaats meer.’

‘Meisjes,’ zei hun vader: ‘er wordt in de eerste twee uur niet meer over pakjes gesproken. Eten gaat voor. We geven nu de voorrang aan de inwendige mens.’

Na de gemarineerde ribbetjes, het traditionele slot van de barbecue ten huize De Gendt stelde Noor voor toch maar het pak van Post.nl te openen.

Merkwaardig was dat wel de naam ‘Ravensburger’, een Duitse firma bekend voor haar puzzels, maar geen afzender op het pakje stond, zodat iedereen nu toch in zekere zin nieuwsgierig was. Paul en Jasmijn mochten het opendoen. Dat verliep zoals voorzien nogal chaotisch, maar chaos was te allen tijde te verkiezen boven gekrijs. 

Sien en Noor werden bleek toen ze de inhoud van het pak zagen: een puzzel van duizend stukken, inderdaad van Ravensburger. Op het deksel van de doos stond een reuzegrote zwaan, een zwarte.

Niemand van de anderen had door dat de meisjes heel erg geschrokken waren. Hoe is dit in godsnaam mogelijk? Wie heeft die puzzel opgestuurd? Hoe weet die waar we wonen?  Dat waren allemaal vragen die door hun hoofd flitsten. Ze werden er wat duizelig van en zelfs een beetje bang.

Het dessert sloegen ze over. Ze ging naar hun kamer. Dit moesten zij stante pede aan Juulke laten weten. De afspraak om te skypen was om acht uur ’s avonds en het was nog maar halfzeven. ‘Zolang kunnen we niet wachten’ zei Noor. ‘Dit is te belangrijk’. ‘Gelijk heb je’ repliceerde Sien. Ze nam haar IPad en even later had ze contact met Parijs.

Woensdag, 24 april 2020. Deze datum zullen Sien en Noor De Gendt zich altijd herinneren. Ook als ze oud zullen zijn, zelf kinderen en misschien ook kleinkinderen zullen hebben. Het is een datum die in het geheugen van veel mensen van hun generatie gebrandmerkt zal zijn. 

24 april 2020 was het begin van iets wat veel dingen in het leven in vraag stelde 

Sien was opgestaan, had, terwijl Noor aan het douchen was, voor hun beiden een lekker ontbijt met bessen en kefir klaargemaakt. Ze had haar IPad geopend om ‘De Overmorgen’ te lezen, haar favoriete krant, de enige krant die niet alleen het heden, maar ook de toekomst probeerde de duiden. 

Er waren echter tientallen newsfeeds in het Nederlands, Engels, Frans, Duits, Spaans, Italiaans en noem maar op. Ze hadden het allemaal over het plotselinge wereldwijde verdwijnen van zwarte zwanen.

Wat op 18 maart in Oostende begonnen was, had zich in de nacht van 23 op 24 april over heel de wereld uitgespreid. De Gendt dacht terug aan het krantenbericht van 18 maart van de lokale journalist Karel Kapelle. Wat die geschreven had, was inderdaad KaKa, net zoals zijn pseudoniem. Het was fake news. De videocamera’s in ‘t Bosje waren zelfs helemaal niet stukgemaakt, maar gewoon door een technische storing een paar dagen uitgevallen. Sien De Gendt nam zich voor heel binnenkort een misnoegde lezersbrief te schrijven aan ‘De Zeemeermin’, de kustkrant waarvoor Kaka en wellicht ook Pipi schreven. 

Er was bij de verdwijning van Tchaiko helemaal geen sprake geweest van misdadig opzet. Dat was opgeblazen werkelijkheid. De echte werkelijkheid zag er anders uit. Over heel de wereld waren zwarte zwanen in de voorbije weken met de stille trom van de meren verdwenen. Sporadisch waren er ook enkele witte zwanen verdwenen, maar die waren in een absolute minderheid. Misschien had hun verdwijnen zelfs niks met dat van de zwarte zwanen te maken, was het een toevallige samenloop van omstandigheden geweest. 

Een apocalyptische gedachte overviel Sien. Noor kwam fris gewassen aan tafel en Sien deelde haar mee wat ze gelezen had. Direct dacht Noor aan Juulke. ‘We moeten Juulke opbellen’ zei ze. Sien bleef niet bij de pakken zitten en belde meteen Juulke Roozenbroeck op. Die stond op het punt om naar een repetitie te vertrekken. Ze had nog geen nieuwsberichten gelezen en luisterde gespannen naar wat Sien haar vertelde. 

‘Er is iets aan de hand dat niet koosjer is’, zei Sien. ‘Misschien moet je gewoon weg uit Parijs, weer naar huis toe!’ ‘Noor vindt dat ook.’ Juulke voelde hun bezorgdheid, maar vond hun houding ook wat paniekerig. ‘Het zal wel zo’n vaart niet lopen’ zei ze. ‘Ik ga straks naar de repetitie. We horen elkaar vanavond wel.’

Juulke stond voor een superbelangrijke repetitie. Haar balletgroep had op 4 mei 2020 een optreden in de Bataclan, de concertzaal die op 13 november 2015 die vreselijke bloederige aanslag plaatsvond. Normaal traden daar popbands en heavymetalgroepen op, maar haar balletgroep had een modern spektakel uitgewerkt, waarbij Led Zeppelin en Jimmy Hendrix met de Notenkraker van Tchaikovsky en Le sacre du printemps van Stravinsky tot een harmonisch geheel versmolten waren. Er werd gefluisterd dat President Macron op de première aanwezig zou zijn. Het kon dus het definitieve lanceerplatform worden voor Juulke. Begrijpelijk had ze ondanks de waarschuwing van Sien en Noor geen zin om de Eiffeltoren voor de Petrus-en Pauluskerk in Oostende in te ruilen.

Het was op diezelfde woensdag, rond het middaguur, dat Europa voor de eerste keer hoorde van de Chinese provincie Hubei, van Wuhan de hoofdstad ervan, van Covid-19 en van corona. 

Wat voorheen een onschuldige naam was van een lekker Mexicaans bier was in een oogwenk een woord geworden dat gevaar, ziekte en dood opriep.  

In de eerstvolgende uren gonsde het in de media van bedreigende woorden zoals quarantaine, mondmaskers, tijdbom en failliet. 

Maar was er een samenhang tussen het wereldwijde verdwijnen van de zwarte zwanen en dit alles verwoestende nieuwe virus? Zo ja, welke? Was deze ramp te voorzien geweest?

Sien stond in haar studeerkamer te kijken naar de honderden boeken die ze in haar nog jonge leven gekocht of gekregen had. Ze had het gevoel dat daar ergens een sleutel te vinden was die haar het verband tussen corona en het wereldwijde verdwijnen van de zwarte zwanen zou doen vinden en zelfs doen begrijpen. Noor kwam haar studeerkamer binnen. ‘Daar’ zei Sien, ‘daar, Noor, op een paar van al die duizenden bladzijden ligt het antwoord op wat ons nu al enkele weken bezighoudt’

Noor scande de boekenkast met haar ogen. ‘Misschien ligt het antwoord in dit boek’ zei ze terwijl ze een boek aanwees waarop een oranje sticker stond ‘Choose any 3 for 2 at Waterstone’s’

Siens mond viel open van verbazing. ‘Inderdaad, zei ze. Nog maar eens stond ze versteld, niet alleen van de fysieke gelijkenis van Noor met haar grootmoeder, maar Noor had ook diezelfde spiedende blik waarvoor niets verborgen bleef.

Ze nam het boek uit het rek. ‘The black swan’, een pocketje uit 2008, een dwerg tussen een paar lijvige turven, van de uit Libanon naar de States gevluchte auteur Nassim Nicholas Taleb. Sien was zich niet echt bewust van de aanwezigheid van dat boek. Waarschijnlijk had haar globetrottende moeder dat vanop een van haar buitenlandse lezingen meegebracht en was het hier anoniem verzeild geraakt.

In de proloog stond dat de mensen in Oude Wereld voor de ontdekking van Australië ervan overtuigd waren dat alle zwanen wit waren. In hun ogen was dit een onbetwistbaar feit, gewoonweg omdat er nog nooit iemand een zwarte zwaan gezien had. 

En dan hadden ornithologen in Australië zwarte zwanen ontdekt. Zo werd een duizenden jaren oude algemeen aanvaarde bewering gebaseerd op waarnemingen van miljoenen witte zwanen ontkracht door een nieuwe waarneming.

‘Boeiend’ zei Noor.’Dat boek wil ik lezen’ . Sien gaf haar het boek en Noor las verder. Ze stelde vast dat de auteur het niet over de zwarte zwaan, het dier, had, maar over de Zwarte Zwaan, met hoofdletters.

Taleb gaf een definitie van wat hij met een Zwarte Zwaan bedoelde: ten eerste: een totaal onverwachte gebeurtenis, die buiten de normale gang der dingen valt, omdat er vooraf geen duidelijke aanwijzingen zijn, dat zoiets kan gebeuren. Ten tweede een gebeurtenis  met zeer grote gevolgen en ten derde een gebeurtenis die niet vooraf voorspelbaar is.

Het was snel duidelijk: corona was een Zwarte Zwaan en de zwarte zwanen overal ter wereld hadden een signaal willen geven. Alleen had de mens dat niet begrepen en nu was het rijkelijk te laat. 

Sien en Noor werden door een bedrukkende angst overvallen. Ze dachten aan Juulke in Parijs. Toevallig waren ook Paul en Jasmijn bij de familie De Gendt. Ze waren naarstig aan het spelen. Jasmijn was een barbiepop aan het uit- en weer aankleden en Paul was verdiept in brandweerman Sam. 

Sien nam Paul vast en drukte hem tegen zich aan en Noor gaf Jasmijn een lange warme knuffel. De twee kleintjes spartelden om weer los te komen. Ze wilden verder spelen. Ze begrepen het nog niet.