Allerbelabberdst

Het economische herstel verloopt geheel volgens de verwachtingen allerbelabberdst. Zo schreef Ilja Leonard Pfeijffer gisteren in zijn Bericht uit Genua in De Standaard.

Van Dale geeft als verklaring voor belabberd: akelig, ellendig, beroerd, miserabel. Dat klinkt niet goed. De superlatief belabberdst laat doorschemeren dat het nog een graad erger is en allerbelabberdst moet zowat de hel op aarde zijn.

Pfeijffer gebruikt hier wat we een ‘intensifier’ of ‘intensiveerder’ noemen. Aller- komt behoorlijk vaak als intensifier voor. Van Dale Online geeft zo’n tweehonderd voorbeelden. Dergelijke intensiveerders gebruik je om een affectieve en subjectieve touch aan de betekenis van een woord toe te voegen. 

Er zijn er heel wat van en ze tieren welig in het dagelijkse taalgebruik, vooral bij de jeugd.

Zo is kei- momenteel erg populair: keichic, keicool, keidruk, keigaaf, keigezellig, keigoed, keihard, kei-interessant, keileuk, keilief, keimooi, keisimpel … om keinijg (soms ook keineig ) niet te vergeten. Als je kei beu bent, kun je de mega-doos openen (megaleuk, megatof …) of de giga-mand (gigamoeilijk, gigadom …) Poep doet het ook niet slecht (poepchic, poepgoed, poepgeil, poepsimpel) en vet evenmin.

Al lang niet meer in trek zijn onder andere dood (doodmoe), bikkel (bikkelhard), pot (potdoof), stapel (stapelgek), beeld (beeldschoon), stok (stokoud) piep (piepklein) of de stapelvorm spiksplinter (spiksplinternieuw).

Elke generatie kweekt haar eigen woordenschat. Aan de taal herken je de gebruiker. De geur, de kleur en de smaak van de tijd zitten in elk woord.

Wat vroeger formidabel of wreed was, enorm of reuze, is vandaag kei, vetcoolmegagiga of ook nog altijd, maar met dalende populariteit, super.

Opa, je bent megacool, zei mijn kleinzoon onlangs. Ik vroeg hem waarom. Omdat je met mij geschaakt hebt,zei hij. Ik had hem een paar dagen aan dit compliment voorafgaand LiChess leren kennen en we hadden net een partijtje op het internet gespeeld. Waarom ik megacool ben, drong niet echt tot me door. Ik had hem in acht zetten mat gezet. Toch had hij er blijkbaar van genoten. Ik dankte hem zes keer (een keer per decennium dat hij jonger is dan ik) voor die loftuiting (zou hij dat woord kennen?) en zei: Ja, ik ben dan ook de über-opa.

Het valt me bij nader inzien een beetje tegen dat hij me in zijn hommage niet beire genoemd heeft, de West-Vaamse intensiveerder die in 2019 door Ketnet uitgeroepen werd tot kinderwoord van het jaar. Maar de tijd gaat snel. Misschien is hij geen kind meer en heb ik het niet eens gemerkt.