Wacht even

Volgens de digitale krant van vandaag is er sprake van een verdacht overlijden in Oudergem-aan-de-Zuidpolder (plaats, naam en leeftijd aangepast). 

Verdacht overlijden: 

wie stond Jan (50) op te wachten aan oprit van zijn villa? 

Grammaticaal is deze zin dubbelzinning. Het is niet duidelijk wat er bedoeld wordt:

‘Stond Jan iemand op te wachten?’ of ‘Wachtte iemand Jan op?’

De lead van het artikel maakt snel duidelijk dat het met Jan misliep en dat iemand hem stond op te wachten.

Het parket heeft een onderzoeksrechter gevorderd in een verdacht overlijden van Jan Ooitgeweest afgelopen woensdag op de oprit van zijn woning in Oudergem-aan-de-Zuidpolder. Wie stond hem daar op te wachten? 

De dubbelzinnigheid verdwijnt wanneer de eigennaam (Jan) vervangen wordt door een persoonlijk voornaamwoord (hem).

Vergelijk: ‘wie wacht hem op?’ met ‘wie wacht hij op?’

Het Nederlands heeft grotendeels zijn naamvalsysteem verloren en dat is handig om de taal te leren. Nederlands is minder complex dan Duits bijvoorbeeld, waar dat naamvalsysteem wel nog aanwezig is.

Eenzelfde dubbelzinnigheid als in de krantenkop vind je in de zin: ‘wie helpt Jan?’. Is het Jan die helpt of wordt Jan geholpen? Dankzij het naamvalsysteem is er in het Duits geen sprake van dubbelzinnigheid.

Vergelijk:

‘Wer hilft Jan?’ : antwoord: Sofia hilft Jan. Iemand anders helpt Jan.

‘Wem hilft Jan?’ antwoord: Jan hilft Sofia. Jan helpt iemand anders.

Het naamvalsysteem heeft in het Nederlands wel overleefd wat de persoonlijke voornaamwoorden betreft.

Vergelijk: ‘wie helpt hij?’ met ‘wie helpt hem?’, of

‘wie wacht hij op?’ met ‘wie wacht hem op?’

Het minder complex worden van een taal (taaleconomie) heeft soms verlies aan eenduidigheid tot gevolg. Vereenvoudiging heeft haar prijs.

En toch is de krantenkop in de praktijk minder dubbelzinnig dan de zinsontleding suggereert.

Ik vroeg aan enkele mensen hoe zij de zin ‘Wie stond Jan op te wachten aan de oprit van zijn villa?’ interpreteerden. Allen erkenden direct de syntactische dubbelzinnigheid, maar toch was het voor allen ook meteen duidelijk dat Jan opgewacht werd en niet opwachtte. Hoe komt dat?

Bij elke zin die we horen, maken we een mentale voorstelling van de in de zin beschreven naamwoorden, handelingen en situaties en combineren we die drie concepten tot de betekenis van de volledige zin. Dit complexe totaalconcept noemen wij de propositie.

Iemand opwachten is niet hetzelfde als op iemand wachten. Het concept opwachten wordt vaak geassocieerd met een vijandige bedoeling: iemands komst afwachten om hem/haar te overvallen. Wachten op is ergens blijven of zich ergens ophouden tot iemand of iets komt. 

De zin maakt bovendien duidelijk dat Jan niet onwelstellend is. Hij heeft blijkbaar een villa en een oprit en wellicht nog een en ander meer, met andere woorden: hij is een potentieel doelwit.  Het is ook vreemd dat Jan op zijn oprit iemand zou staan opwachten, die hem vervolgens ombrengt.

Met andere woorden: ons brein loodst ons doorheen de syntactische dubbelzinnigheid omdat we een mentale representatie van de situatie maken en de meest voor de hand liggende semantische keuze maken.

In wezen hebben we de lead niet nodig om de grammaticale onduidelijkheid weg te werken. Dat doen onze hersenen met de ingebouwde en verworven taalstructuren voor ons. 

De winkelaar

Vanmorgen sloeg ik De Standaard open. Op pagina 2 staat een foto van de Brusselse Nieuwstraat met daaronder de mededeling dat er voortaan tweerichtingsverkeer geldt voor winkelaars.

Ik schrok even, mijn ingebouwde taalscreener sloeg tilt. Winkelier is mij bekend. Winkelaar niet. Het is de eerste keer in zeven decennia dat ik dat woord ergens lees. Ik greep meteen naar de Dikke Van Dale en jawel: winkelaar of shopper: iemand die boodschappen doet of winkelt.

In feite is winkelaar als aanduiding voor iemand die winkelt heel normaal. Iemand die luistert is een luisteraar. Wie goochelt is een goochelaar, wie leert een leraar en ga zo maar verder: wandelaar, verzamelaar, bewonderaar, tekenaar … Het achtervoegel -aar is wat men pleegt te noemen een persoonsvormend suffix. De vrouwelijke vorm daarvan maak je met  stam  plus -ares of -aarster (lerares, minnares, tovenares/ tovenaarster, bewonderaarster

De onbeklemtoonde vorm van -aar, -er, komt ook veelvuldig voor als persoonsvormend suffix: zwemmer, fietser, kapper, lezer, spreker …

De vrouwelijke vorm hiervan maak je meestal met stam plus -ster (zwemster, kapster …) of eerder zeldzaam plus -eres (lezeres).

Eindigt de werkwoordstam op een -r en gaat daaraan een lange klinker vooraf, dan voegt men daar bij de mannelijke vorm om welluidendheidsredenen een -d tussenin: huurder, speurder, spaarder … (maar wel huurster, spaarster …)

Allemaal heel normaal dus. Het staat allemaal in de boeken. Heel vreemd dat ik winkelaar niet ken en met een ‘lexical gap’ in mijn persoonlijk vocabularium geconfronteerd wordt. Trouwens mijn pc kent dat lemma ook niet, getuige de rode golflijn waarmee het woord met ongelooflijke hardnekkigheid telkens weer onderstreept wordt. 

Mijn taalspeurneusgevoel dwingt me om verder te zoeken.  Ik snuister in oude jaargangen van Onze Taal en in nummer 1 van jaargang 69 (kalenderjaar 2000) vind ik een bijdrage van de TaaladviesdienstOnze Taal had een prijskamp uitgeschreven om een Nederlands equivalent te vinden voor de taalleemte ‘personal shopper’, een benaming voor iemand die tegen betaling voor anderen uit winkelen gaat, een bezigheid die in coronatijden een nieuw elan heeft gekregen. Ik noteer enkele creatieve inzendingen: koopjoop, schappensneller, draafslaaf, winkellakei, koopkloon, ontwinkelingshulp en spookkoper (naar analogie van ghostwriter). Het vaakst voorgestelde woord was winkelaar (24 keer) voorafgaand aan  koophulp (8 keer).

De Taaladviesdienst weerhield echter het winnende woord niet met als toelichting: ‘het woord zou kunnen slaan op iemand die voor zichzelf gaat winkelen’ en is dus ambigu Winnaar werd ene R.J. Thijs uit Rozendaal (Gelderland) met koopkoerier.  Hij kreeg er een boekenbon van 50 florijn voor.

Koopkoerier is in Van Dale in geen velden of wegen te bespeuren en winkelaar werd voor het eerst in de editie 2010 van Van Dale opgenomen, met als betekenis ‘iemand die (voor zichzelf) winkelt’. Verbreid en verspreid is winkelaar tien jaar later blijkbaar bijlange nog niet, wellicht omdat shopper de gewone term is (Is winkelaar misschien een poging tot purisme?), of ook omdat winkelier bestaat.

Maar aan dat laatste durf ik te twijfelen. Er zijn nog dergelijke -ier/-aarparen in het Nederlands. Het eerste dat me te binnen valt is barbier en barbaar.

Het nieuwe normaal

Ik krijg het op mijn heupen. Op het nieuws, zowel VRT als VTM, televisie als radio of in de pers van allerlei strekkingen: overal gaat het over het nieuwe normaal.

Enkele voorbeelden:

Wordt telewerken het nieuwe normaal? (VAB-Magazine)

Winkelen volgens het nieuwe normaal (De Volkskrant)

Betaal digitaal. ’t Is het nieuwe normaal (website Febelfin)

Innoveren voor het nieuwe normaal (website TheArgonauts)

Mondmaskers het nieuwe normaal op trein en tram (website tvoost)

Mondmaskers het nieuwe normaal in België (Het Parool)

Mondmaskers worden het nieuwe normaal (Het Laatste Nieuws)

Europa schuifelt behoedzaam naar het nieuwe normaal (De Tijd)

Het nieuwe normaal is de slet onder de vaste woordgroepen. Vooral in de economische wereld is het nieuwe normaal een heel populair begrip. Dat komt volgens Ton den Boon, hoofdredacteur van de Dikke Van Dale, doordat een invloedrijk man uit de wereld van het grote geld in 2009 verkondigde dat met de val van Lehman Brothers en de daaropvolgende kredietcrisis the new normal was aangebroken: een langdurige periode van schuldreductie, lage economische groei en beperkte inflatie. 

Is het nieuwe normaal in het Nederlands sinds 2009 een begrip, in het Engels, waaruit wij deze uitdrukking hebben overgenomen, is the new normal al langer gangbaar. Sinds 11 september 2001 benadrukt deze term dat we sinds de WTC-aanslag in een andere realiteit leven. Maar er is nog een veel vroegere vindplaats, met name in 1918. De Eerste Wereldoorlog was nog maar net beëindigd of een tijdschrift voorspelde dat na een overgangsfase the new normal zou aanbreken, dat ‘in de plaats zou komen van het oude normaal.

Een volgende stap in de evolutie van de vaste woordgroep  het nieuwe +normaal is de uitbreiding naar het nieuwe + iets anders. De tv-serie Orange is the New Black, sinds 2013 op Netflix, op basis van het in 2010 geschreven gelijknamige boek van Piper Kerman, speelde met zekerheid een rol bij die uitbreiding.

Enkele recente voorbeelden:

Stof, garen en elastiek zijn het nieuwe wc-papier (De Standaard)

Mondmaskers zijn het nieuwe modegoud (vrt.be)

Spuug is het nieuwe wapen (Het Laatste Nieuws)

Thuisblijven is het nieuwe reizen (Radio 1)

Met andere woorden het nieuwe + normaal is van vaste woordgroep uitgegroeid tot een citaatsjabloon waarop gevarieerd wordt (het nieuwe + iets anders).

Dit proces komt wel meer voor. Uit de populaire cultuur stamt het citaatsjabloon Boer zoekt vrouw (A zoekt B), dat onder andere leidde tot Hoer zoekt klant.  Man bijt hond leverde Man bijt agent, politie, boa op. Uit de literaire wereld ontstond naar aanleiding van Liefde in tijden van cholera (G. Marquez) een citaatsjabloon dat onder andere leidde tot Liefde in tijden van aanslagen, kanker, eenzaamheid, oorlog, varkensgriep … en Het verdriet van België (H. Claus) gaf dan weer aanleiding tot het Verdriet van LimburgVlaanderen en vrij recent nog in De Standaard (18 april 2020) Het Verdriet van Italië.

Alles wijst erop dat ‘het nieuwe normaal’ een modieus verschijnsel is, een linguïstische hype. Het zal zijn tijd duren, tot het nieuwe ervan af is.

Haar

De kappers mogen niet kappen. De kapsters evenmin. Hele massa’s shampoo, conditioner, kleurtoestanden en krulspelden blijven onaangeroerd. Wat wel goed boert, is waar het in deze stiel eigenlijk om te doen is: haar. 

Haar haar of zijn haar, maakt niet uit. Mijn haar maakt wel uit. Het groeit elke dag een beetje en begint weer studentenlengte op z’n kortst aan te nemen. Eind van de zestiger en begin van de zeventiger jaren, mijn studentenjaren, liepen we er namelijk met hele drommen jongelui nogal goedbehaard en vaak goedbebaard bij. 

Ik herinner me plotseling weer een anekdote uit mijn Leuvense jaren. Ik woonde aan het Quinten Metsysplein op een kruispunt met de Bogaardenstraat, waar ik geregeld colleges spijbelde. Ik had zo’n blauw campingvuurtje op mijn kot (zo was dat toen: geen fornuis, geen douche, krakende trappen, geen isloatie, duidelijk hoorbaar nachtbrakende kot(s)genoten en elke avond frieten) en wilde een doos Unox-soep gaan kopen om mijn avondmaal van brood met smeerkaas op te leuken. Ik vond de soep niet zo meteen in het buurtwinkeltje, wat de winkelier die me alleen langs achteren zag, deed vragen: ‘zoekt u iets, mevrouw’. Ik heb me toen omgedraaid en gezegd: ‘Het is nog juffrouw, meneer’.

Ik moet op slag ook terugdenken aan de zomer van 1970. Toen vond het tweede grootste popfestival aller tijden plaats, op the Isle Wight. Van woensdag 19 tot en met zondag 23 augustus was het daar een muzikaal walhalla. Ik was present en zag er onder anderen Supertramp, Tony Joe White, Melanie (‘I had a little beetle. So that beetle was his name. And I called him Alexander. And he answered just the same tralala’), Procul Harum, The Doors (de laatste keer dat Jim Morrison in Europa optrad), Ten Years afterThe WhoLeonard Cohen en … Jimi HendrixHendrix bleef na dit optreden in swinging London hangen en stierf er op 18 september 1970, drie weken na Wight, in het Samarkand Hotel na een dodelijke cocktail van slaappillen en veel wijn. Zevenentwintig was hij toen hij van ‘Forever 27’, het clubje waartoe ook Jim Morrison, Kurt Cobain, Brian Jones en Amy Winehouse behoren, zijn lidkaart kreeg. 

Ik ben dus getuige geweest van het allerlaatste en absoluut fenomenale en memorabele optreden van Jimi Hendrix.

Ik besef dat ik hierboven aan pure namedropping doe, maar een andere bedoeling dan u, lezer, jaloers te maken heb ik niet, zeker nu we voor een festivalloze zomer staan. Ik heb trouwens nog altijd het programmaboekje van Wight , ondertussen 50 jaar oud en streng bewaakt door (toevallig) 27 hellehonden in 3 shifts van 8 uur elk. 

Wat dat alles, behalve met u nog meer afgunstig te maken, met haar te maken heeft, leest u na de pauze.

     Pauze

Na Wight trok ik naar Londen, waar ik in Paddington een goedkoop optrekje gevonden had. In London speelde toen Hair. Deze off-Broadway musical uit 1967 over hippies en flower power liep met gigantisch succes sinds 27 september 1968 in het Shaftesbury Theatre in het centrum van London. Hair was echt wel een ‘big thing’! De kranten kopten:  ‘On 27 September 1968 the curtain fell on centuries of theatre censorship’. Of duidelijker nog: ‘Hair is  the musical that changed theatre for ever’.

Het was een onvergetelijk spektakel met megahits als Aquarius, I got life, Good morning starshine, Let the sunshine in en de titelsong Hair, die in de versie van Nina Simone een wereldhit werd. Na een hele reeks van ain’t gots (no home, no money, no shoes, no class …), zingt ze over wat ze wel heeft en dat begint met: ‘Got my hair’.

Absoluut hoogtepunt was de finale van de musical toen het publiek mee op de stage mocht. In augustus 1970 heb ik met andere woorden dansende bewegingen staan maken in het centrum van Londen en dit dan nog na elven Greenwich Mean Time, toen de pubs al hun last call hadden gehad.

Haar was toen meer dan haar. Haar was hair, een teken van revolte, van zich niet conformeren. De skinheads van de volgende generatie zouden het symbool omkeren. En nu is haar weer een symbool, van lockdown dit keer en werkloze kapsalons.

Ik zie mensen een ander gezicht krijgen nu ze meer haar hebben. Zelfs mijn oude vader van bijna 92 ziet er plotseling weer hipper uit.

En zolang de kappers en kapsters zich niet mogen uitleven zal haar blijven groeien, centimeter na centimeter. Op z’n minst al tot 3 mei 2020 en wellicht nog langer. Hoe langer het duurt, hoe langer het haar.

Let alleen op social distancing als je vrouw of geliefde in de buurt is. Maak er van die anderhalve meter maar een stuk of drie: tenminste als jouw eva Delilah heet.

Over lockdown & social distancing

Ongetwijfeld zullen sommige mensen in deze coronatijden weer met een bezorgd hart aankijken tegen de Engelse neologismen die het Nederlands binnen dartelen alsof hier hun natuurlijke habitat is. Het valt objectief inderdaad moeilijk te ontkennen dat ons vocabulaire momenteel lockdownobesitas en socialdistancingovergewicht vertoont.

Kan het ’Nederlandser’? We proberen even om beide indringers naar het Nederlands te vertalen. We halen er Google bij. Voor lockdown kom je niet verder dan vergrendeling en afsluiting. Je vindt ook wel to be in lock down, wat dan als in een noodtoestand verkeren vertaald wordt. 

Voor social distancing vind je sporadisch de letterlijke vertaling sociale distantie, maar dat klinkt in het Nederlands al even moeilijk om je eraan te houden als in het Engels.

Dan maar VRT taal proberen. Daar laat Ruud Hendrickx, de taalraadsman van de VRT, ons weten dat er nog geen geijkte Nederlandse term voor social distancing bestaat. Hij suggereert wel een drietal kandidaten:

  • sociale afstand (een letterlijke vertaling)
  • de beperking van sociale contacten
  • het bewaren van afstand in het openbaar leven

Via Hendrickx komen we dan bij Ton den Boon terecht, de hoofdredcateur van de Dikke van Dale. Die legt momenteel een heus coronawoordenboek aan, dat al meer dan 300 begrippen telt. Er staan o.a. een heleboel nieuwe woorden in die bestaan uit het woord ‘corona’ plus iets erachter: corona-angstcorona-aanval, corona-exit (zoals we weten liep het grondig mis met corona-brexit)  …

Er is ook al een coronalul, een bezoeker van een supermarkt of een winkel die zich in tijden van corona niet aan het winkelprotocol houdt en bijvoorbeeld geen anderhalve meter afstand bewaart tot het personeel of andere klanten.

Het aantal nieuwe Engelse woorden valt goed mee. Ik geef er enkele: de porte-manteauwoorden cockdown, rockdown en stockdowncoronashamencoronial (naar millennial), reset en het half-Engelse whatsaperitieven. Hoop en al vijf procent misschien.

Grasduinen we kort in enkele verklaringen die den Boon geeft:

lockdown: noodmaatregel of noodtoestand, waarbij een land, streek, stad of gebouw niet mag worden betreden of verlaten vanwege een gevaar of de dreiging van gevaar, bv. een virusinfectie.

lockdownparty: party georganiseerd en bezocht door mensen die een lockdown ten gevolge van een grootschalige uitbraak van een virusinfectie niet ernstig nemen.

social distancing: het mijden van openbare gelegenheden, bv. tijdens een epidemie of pandemie ter voorkoming van ziekteverspreiding, en het afstand houden van anderen in het algemeen.

Volgens VRT-man Ruud Hendrickx is het niet alleen moeilijk om een goed Nederlands woord te vinden dat exact hetzelfde wil zeggen, maar is het vaak ook moeilijk om één woord op het begrip te plakken. Je moet het omschrijven, langer maken of uitleggen zoals den Boon dus doet en dat druist dan weer in tegen het principe van de taaleconomie, de zuinigheid met woorden. Bijvoorbeeld bij social distancing. Dat betekent: blijf in je kot én blijf ver weg van anderen. Je kunt hier inderdaad misschien sociale distantie van maken, maar dat klinkt, zoals gezegd, ook niet erg goed. 

Bovendien werken de mensen die met de crisis ‘bezig’ zijn, politici, virologen en andere wetenschappers, in een internationale context. Dan is het makkelijk om één woord te hebben dat overal gebruikt wordt. En dat woord komt uit het Engels, onze hedendaagse lingua franca. It’s as simple as that.

Zullen al die nieuwe woorden bijven (en van Dutch nog meer Dunglish maken)?

Een groot deel van de neologismen zal met zekerheid weer verdwijnen wanneer de crisis verdwijnt. Zo was het bijvoorbeeld ook met de dixionekip. Eens het ding wegvalt (het betekende) volgt het woord (het teken) in zijn spoor. Wie weet bijvoorbeeld nog wat een tamagotchi is? 

Het woord coronacrisis zelf zal, gezien het ingrijpende ervan, een blijver zijn. Daar raken we niet meer vanaf, ook niet in de Dikke van Dale van pakweg 2050. Lockdown ook. Cockdown niet. Ook in de toekomst zullen er nog kinderen geboren worden.

Gisteren kreeg ik in een mail van Alta Engelbrecht, taalkundige aan de Universiteit van Pretoria. Ze schreef dat ze door corona veel aanlyn studente heeft en ik kon er niet omheen dit woord schattiger en mooier te vinden dan onlinestudenten. Ik ging dan ook eens struinen op het internet en zocht naar Zuid-Afrikaanse koerante. Ik vond onder andere dit:

Les vir inperking: Hoe Mandela fiks gebly het in klein ruimtes

Usain Bolt se parmantige Covid-19-boodskap

KoronaTuisbly-projekte vir oud en jonk

Sosiale distansiëring, handewassery en algehele afsondering.

En toen ik Alta om raad vroeg, moest ze zelf op speurtocht.

‘Ek verneem die Afrikaanse woord vir lock down is grendeltyd. Pragtig, dink jy nie? Maar ja, dit is slegs die puriste wat dit wel gebruik.’, schreef ze.

En vanmorgen liet ze me dan weten dat grendelgreep ‘die nuutste toevoeging tot die neologismes is’.

Zelfs in tijden van corona is Zuid-Afrika taalkundig the place to be.

covid19@gmail.com

Hi Covid

Sommige mensen heten Arvid, anderen David of zelfs Jovid. 

Jij heet Covid. 

‘Hi Covid’

Niet ‘beste’, niet ‘geachte’. Zelfs ‘dag’ valt me al zwaar.  Gewoon ‘hi Covid’.

Je hebt beslist ook een e-mailadres: covid19@gmail.com, vermoed ik, zoiets als jan.jansens367@gmail.com

Ik stuur je deze mail met het risico dat je hem negeert, dat hij in je spam terechtkomt of als een boemerang onbestelbaar naar mij terugkeert.

Ik schrijf je om je mee te delen dat je ons nu al een maand in quarantaine houdt. Quaranta giorni, in het Italiaans, de taal van het land waar je zo ondankbaar lelijk huishoudt en waar het woord in de veertiende eeuw ontstond, toen iemand van je voorouders er de doos van pandora opende en de pest losliet.

Je bent een ranzige sluipschutter, een vileine zak, een genadeloze sloper, een verachtelijke kloothommel, een scabreuze lamlendeling, een impotente gluipsnor, een mistroostige bermslet, een kamelenneuker, een klaplul, een etterbuil.

De middeleeuwers zullen je voorvader ook wel uitgescholden hebben. Wellicht hebben ze hem ‘hennetaster’ genoemd, omdat hij vrouwen noch meisjes spaarde, een slutpese of een platbroeck, een man bij wie de broek niet bol wil staan.’

Maar volgens de geschiedenisboeken liet het hem siberisch koud. Hij bleef sinister doorgaan. ‘Ic schyte in ulieden’’ zei hij, net zoals jij nu tegen ons ‘shit on you’ zegt en verder doet, je tentakels uitspreidt, bejaarden sloopt, gepensioneerden, vijftigers, veertigers, tieners of sporadisch een kind.

Zonder jetlag palm je tegen supersonische snelheid de hele globus in. Je drijft de hele mensheid in haar kot, veegt terrasjes leeg en laat kappersscharen roesten terwijl je bijna stikt in je sardonische lachbuien.

Je bent een dodendans, een knekelvent, een memento mori. Je maakt virologen radeloos.  Je jaagt de wetenschap op stang. Je deelt mokerslagen uit en drukt ons met de neus plat op onze vanitas tot we niet meer ademen kunnen. 

En toch werd ik vanmorgen geconfronteerd met de cruyffiaanse Binsenweisheit dat ‘elk nadeel zijn voordeel heb’.

Van Charlotte Mutsaers, de dame met de vuurrode lippen en het hondje, die in veiliger tijden geregeld in Oostende rondwaart, las ik in De Standaard dat ze zelden zo heerlijk door Amsterdam gezworven heeft als de afgelopen dagen, dat de stad bevrijd van hele horden toeristen zijn pracht herwonnen heeft en hoe dramatisch de coronacrisis ook moge zijn, dat de schoonheid die aan Amsterdam terug geschonken werd voor haar troostrijk is. 

Dat gevoel heb ik ook, zij het niet ongeremd, niet met volle teugen, met een zweem van schuldgevoel zelfs. Oostende ligt er rustig bij. In tijden waar ademen gevaarlijk is, kun je er tomeloos ademhalen

En plotseling is er de tijd om een boek te lezen, La Superba bijvoorbeeld. Bij god, wat kan die Pfeijffer schrijven!

Ik vergaloppeer me in zijn meanderende zinnen, beroes me aan zijn stilistische arabesken. Ik adem de bladzijden in, zonder mondkapje.

Afgemeten aan dood, vernieling en verderf is dat klatergoud en surrogaat, een pleister op een houten been. Maar zoals Charlotte Mutsaers stelt: ‘het is troostrijk’.

Ter zake nu Covid, een quarantaine hoort veertig dagen te duren, niet langer. Anders doet ze haar naam geweld aan.

Hoepel dus maar op! 

Jouw tijd is gekomen om te sterven.

De zwarte zwaan

Toelichting voor de lezer.

Dit verhaal ontstond in coronatijden. Het is geschreven voor Lukas en Ella (en ook voor Nora en Cas, maar die zijn nog te klein om te kunnen lezen) Een tiental dagen lang kregen Lukas en Ella elke dag een mail met een stukje van het verhaal. Ik had in het begin geen enkel idee waar het naartoe ging. Het begon als een detective met wat joligheid in. Geleidelijk aan ging het een meer ernstige toer op. Plotseling kwam het boek ‘The black Swan’ weer in mijn geest opdagen. Ik had het in 2007 in Teddington, aan de Thames, even buiten Londen gekocht. Ik herinnerde me nog de schreeuwerige oranje kaft en had het snel teruggevonden.

Het was precies alsof het verhaal zichzelf was beginnen te schrijven en totaal op eigen kracht in de actualiteit wortel geschoten had. Raar, maar waar.

Dank aan de kleinkinderen en ook aan hun ouders voor de leuke hartverwarmende reacties.

Zwarte zwaan verdwenen!!!

Zo stond het in de krant van gisteren, woensdag 18 maart 2020. Op de eerste bladzijde. Het stond niet in één krant, maar in alle kranten, ook in de Franstalige. ‘Cygne noir disparu’ stond er.

In het artikel had de journalist het over een zwarte zwaan die in het Bosje van Oostende…

Maar laat mij liever het artikel overtikken. Dat gaat sneller en is ook wel correcter. Zo worden er geen leugens verteld en lees je puur de waarheid.

Zwarte zwaan verdwenen

In het Bosje van Oostende werd gisteren de verdwijning vastgesteld van de Zwarte Zwaan, die al drie jaar elke dag van het jaar  tussen de zeventien witte zwanen zwemt, die het Bosje rijk is. De verdwijning is onrustwekkend te noemen. Vermoedelijk zijn er in de nacht van dinsdag op woensdag zwanenstropers in het Bosje geweest. Ze hebben de videocamera’s kapotgemaakt en hebben waarschijnlijk op een of andere misdadige manier Tchaikovsky (zo heet de zwarte zwaan, ze is genoemd naar de componist van de balletmuziek bij ‘Het Zwanenmeer’) uit het water gelokt. De vrees bestaat dat Tchaiko (zo noemen de Oostendenaren op een liefelijke manier hun zwarte zwaan) in een vliegtuig naar Argentinië gebracht werd om daar in de nieuwe Zwanenzoo, een gloednieuwe waterdierentuin, als publiekstrekker gebruikt te worden. En zoals we weten van de zoo in Berlijn, met zijn pandatweeling, helpt dat inderdaad om de bezoekersaantallen te verdrievoudigen.

Tot zover het artikel dat ondertekend werd met Kaka, het pseudoniem van de bekende Oostendse journalist Karel Kapelle.

Luk Van Asse las dat artikel terwijl hij thuis in zijn zetel zat en een koffietje dronk. Het artikel boeide hem. Hij voelde instinctief aan dat er iets niet klopte. Hij geloofde gewoonweg niet dat Tchaiko in Argentinië was. Volgens hem was de zwaan veel dichterbij en had iemand boze bedoelingen met de ontvoering.

Vervolg 1

Het voorval liet hem niet los. Als Tchaiko zich in Argentinië bevindt, moeten daar op het internet sporen van te vinden zijn, dacht hij. Hij nam zijn iPad en googelde ‘zoologico’ en ‘cisne’. Hij had die woorden eerst moeten opzoeken, want Spaans was hij niet machtig. Maar zoals hij verwacht had, leverde zijn zoektocht geen resultaten op, wat bij hem de overtuiging deed groeien dat er iets niet pluis was aan het hele zaakje. Hij ging aan zijn bureau zitten en nam een blad papier. In het midden tekende hij een cirkel  (eigenlijk leek het meer op een ei) en noteerde met zwarte balpen ‘Zwarte Zwaan’ . Vanuit die cirkel trok hij vervolgens met rode balpen een zestal pijlen en op de punten ervan schreef hij:wie, wat, waar, wanneer, hoe en waarom. Dat was een methode die Luk vaak gebruikte als hij zijn gedachten wilde ordenen. Twee van die vragen sprongen eruit: wie had Tchaiko ontvoerd en waarom. Van Asse pijnigde zijn hersenen, maar hij raakte voorlopig geen stap verder. Bij ‘waarom’ schreef hij een aantal woorden: afpersing,  rijke sjeik (die een zwarte zwaan wilde om mee te pronken in zijn paleisvijver),Bertoli (een firma die bekend was om haar oliën, en misschien een nieuw product: zwartezwaanolie op de markt wilde brengen), jaloersheid (misschien wilde Brugge, een aloude concurrent van Oostende, een zwarte zwaan op de reien) enzovoort enzovoort.

Hier kom ik alleen niet uit, dacht Luk vertwijfeld. Hij begon nerveus te worden. Misschien moet ik eens  Ella Van Oudenburg opbellen. Hij kende Ella al lang. Als kind hadden ze in dezelfde straat gewoond, vaak samen gespeeld en bijna nooit ruzie gemaakt. Nu zagen ze elkaar nog slechts sporadisch. Hijzelf studeerde criminologie aan de UGent en Ella was uitgegroeid tot een veelbelovende balletdanseres bij het internationaal befaamde BNP-ballet (Ballet Nooit Plooien uit Neder-Over-Heembeek). Maar ze deelden nog altijd hun passie voor het mysterieuze.

Ella had hem onlangs nog via WhatsApp een raadseltje gestuurd:

Mysterieuze dood in de auto

Een man wordt levenloos aangetroffen in zijn auto. De politie staat voor een raadsel, want er wordt geen spoor van buskruit op zijn kleren gevonden, noch ergens anders in de auto. De persoon die hem neerschoot, moet zich dus buiten de auto hebben bevonden. Maar alle ramen waren dicht, alle portieren gesloten en het enige kogelgat is de schotwonde waaraan de man overleed. Hoe is dit mogelijk? 

Luk had de oplossing tamelijk snel gevonden. Ella had hem al moeilijkere raadsels toegestuurd.

Noot van de redactie:

Wellicht is de lezer minder pienter dan Luk Van Asse en vindt hij de oplossing niet zo snel. Of toch? 

Morgen lees je hier het vervolg van het ZWZW-mysterie, maar wie de oplossing van het raadseltje kent, mag ze ons voor middernacht doormailen. Onder de juiste antwoorden verloten we een gratis rit achterop de motor bij een Zwaantje.

Vervolg 2

Rond de middag rinkelde Luks gsm. Hij had Ella aan de lijn. 

‘Lang niet meer van je gehoord’, zei ze. 

‘Pure telepathie’ antwoordde Luk. 

‘Hoe bedoel je’, vroeg Ella. 

Van Asse vertelde haar in korte bewoordingen wat hem de vorige dagen had beziggehouden. 

‘Misschien moeten we eens samen aan het Spiegelmeer in het Bosje gaan kijken’ stelde Ella van Oudenburg voor. ‘Je weet maar nooit dat we op een spoor stoten.’ 

Dat was typisch Ella. Ze vatte graag de koe bij de horens. Ze spraken af aan de cafetaria om half drie ’s namiddags. Er scheen een pril deugddoend voorjaarszonnetje. Luk bestelde een Duvel en Ella een groene thee. Hij briefte haar over de opzoekingen die hij tot dusver gedaan had. 

‘Laat ons even tot aan het Spiegelmeer lopen’ stelde Ella voor. 

Toen ze daar aankwamen zagen ze de witte zwanen vredig op het water dobberen. Geen enkele scheen zich zorgen te maken over de verdwenen zwarte zwaan. Wellicht hadden ze die zelfs altijd al als een vreemde eend (een zwaan kan in het Nederlands dus ook een eend zijn) in de bijt beschouwd. Misschien voelde ze zich zelfs meer op hun gemak nu die er niet meer was.

Ze zwommen netjes in vier rijen van vier.

‘Heb je dat artikel uit de krant bij je?’ vroeg Ella plotseling. 

Luk haalde zijn portefeuille boven en vond het artikel tussen enkele 10-eurobiljetten. 

‘Hoeveel witte zwanen tel jij?’, vroeg Ella.

‘Nou, zestien’, zei Luk, ‘tenminste als ik gebruik maak van de tafels van vermenigvuldiging die ik in het eerste leerjaar bij juffrouw Anja geleerd heb’; ‘Vier maal vier is zestien’.

‘En?’ vroeg Ella.

‘Wat en..?’ repliceerde Luk.

‘Valt je frank dan niet?’

‘Hij kan niet vallen, ik heb alleen euro in mijn zakken’, grapte Luk. 

Hij was altijd wel in voor een geintje. Ella ook trouwens, maar nu vond ze de reactie van Van Asse eerder ongepast

‘Er zijn hier normaliter zeventien witte zwanen. Vandaag maar zestien!’, zei ze.

Luks mond viel open van verbazing. 

Blijkbaar was er nu ook een witte zwaan verdwenen. Dat viel uiteraard minder op, maar vreemd was het wel. 

Welke geschifte persoon hield zich in godsnaam onledig met het laten verdwijnen van zwanen?

Wat deed die persoon daarna met die zwanen?

Waartoe had hij die sierlijke dieren nodig?

Had hij een zwanenhandel opgezet?

En vooral: leefden ze nog?

Allemaal vragen die door het hoofd van de beide amateur-speurneuzen spookten.

Wordt vervolgd

NVDR: de oplossing van het raadseltje van gisteren: de auto was een cabriolet, een auto met een open dak.

Vervolg 3

De volgende morgen kreeg Luk een tweet van Ella: ‘Moet plotseling vertrekken naar Parijs. Sterdanseres Ballet National de France van de trap gevallen en grote teen gebroken. Moet haar vervangen. Succes met je speurtocht. Hou me op de hoogte. Doei.’

‘Ella is het toch wel echt aan het maken in de balletwereld’, dacht hij en even kwam zijn eigen droom weer aan de oppervlakte. Als tiener had er altijd van gedroomd om een wereldbefaamde saxofonist te zijn die in Sydney en New York de pannen van het dak speelde, zelfs op openluchtfestivals.

Zoals elke morgen deed Van Asse, nadat hij zijn portie muesli verorberd had, een tiental minuten touwspringen en daarna deed hij nog 30 push-ups. Hij hechtte er veel belang aan om topfit te blijven. Dat had hij van zijn pa en opa geërfd. Die waren beiden ook nog in onberispelijke conditie. Ze waren zijn rolmodellen, alhoewel – en hier moest Luk stiekem glimlachen, zijn opa af en toe toch wel op een ‘rol’model begon te lijken. Maar voor zijn zeventig was hij nog heel kwiek.

Van Asse voelde aan zijn spieren. Ze stonden helemaal opgespannen. ‘Net als staal’ dacht hij en in gedachten zag hij de zwanendief voor zich uit lopen. Met een krachtig spurtje beende hij hem bij en verkocht hem een oplawaai zodat de snoodaard door de lucht vloog en na een salto mortale plat op zijn smikkel landde. ‘Zo’ zei Luk in zijn gedachten tegen de crimineel: ‘Nu ben je zelf ook een dier, met name een vogel, meer bepaald een pechvogel’

Die zaak met de zwaan hield hem toch wel heel erg bezig, zeker nu er een tweede op even onverklaarbare wijze verdwenen was. Ze liet hem eigenlijk niet los, in die mate zelfs dat hij na een paar obligate telefoontjes naar het Bosje fietste. Hij had zijn oortjes in, want Van Asse hield van ochtendmuziek. Het was net Brihang op zijn Spotify-playlist: ‘Der zit een steentje in m’n schoen, maar kzien der al gewend aan. Tis daardoor da’k ’t gevoel heb dak besta…’

Van Asse kende de tekst uit het hoofd en hij zong luidkeels mee zodat andere fietsers hem vreemd aankeken en er één zelfs het gebaar maakte van ‘ziejje gie misschien zot?’.

Even later kwam Luk bij het Spiegelmeer aan. Hij telde de zwanen. De schrik sloeg om zijn hart. Hij telde er maar vijftien. Maar kort daarna kwam nummer zestien sierlijk peddelend en zich niet bewust van het feit dat hij Van Asse bijna een hartstilstand had bezorgd van tussen het riet. 

De grond rond het Spiegelmeer was een beetje drassig. Het had nogal veel geregend de laatste dagen en Van Asse gleed even uit. ‘Hij kon zich nog net rechthouden, maar door die onvoorziene beweging was er van onder de kiezelsteentjes aan de rand van het Spiegelmeer een stukje hout vrijgekomen waarop met stift in minuscule letters iets geschreven stond. Met het blote oog kon Luk niet lezen wat, maar clever als hij was, nam hij een foto met zijn gsm en vergrootte daarna het beeld. ‘Wie zoekt, die vindt en wie niet vindt, heeft niet gezocht’ stond erop geschreven. Daaronder stonden de letters Z en W, met telkens één verticaal streepje ernaast. Het was hem meteen duidelijk: Z stond voor zwart en W voor wit. En dat betekende dus dat er wellicht nog meer witte zwanen zouden verdwijnen .

Vervolg 4

Ook de twee volgende dagen fietste Van Asse ’s morgens naar het Bosje. Maar er gebeurde niets abnormaals. Evenmin vond hij verdere sporen van een misdadig opzet. Er waren geen nieuwe verdwijningen. Er waren nog altijd zestien witte zwanen en de omgeving lag er vredig bij. Van Asse begon te denken dat alles eigenlijk gewoon toeval was. Zwanen kunnen bij zwerftochten afstanden van honderden kilometer overbruggen. Misschien waren ze gewoon ’t Bosje beu en op zoek gegaan naar een andere biotoop. En dat stukje hout met Z en W en de verticale streepjes erop was vermoedelijk door een jeugdbeweging achtergelaten.

Van Asse begon stilaan weer een zekere rust te vinden. 

Een paar dagen later ontving hij een mail uit Parijs. Ella stelde het goed. Haar eerste optreden was heel succesvol geweest, maar haar mail had ook een donker randje dat Van Asse weer ongerust maakte. 

Haar verblijfplaats lag vlak bij de Seine en toeval of niet: ook daar huisde een kolonie zwanen. ‘Ik heb ze geteld’ schreef Ella. Dat deed ze anders nooit, maar met het voorval van ’t Bosje in het achterhoofd, was het niet vreemd dat ze dat nu wel gedaan had. En de morgen daarop, voor ze naar de repetitie ging, had ze een tijdje op een bank gezeten, een baguette met camenbert, tomaat en sla gegeten en naar de zwanen zitten kijken, toen haar opgevallen was dat er twee minder waren dan de dag voordien. 

Ze had erover gesproken met Kathryn, een Engelse balletdanseres en tijdelijke collega en die had haar verteld dat ze een paar weken geleden, voor ze uit Londen naar Parijs vertrok in The Guardian gelezen had dat uit Lake Windermere, een 15 vierkante kilometer groot meer in het Lake District op één nacht de vijf zwarte zwanen die er huisden verdwenen waren. Kathryn had dat raar gevonden, maar had geen verdere aandacht aan het bericht besteed, dat op wereldniveau een totaal onbeduidend fait divers was. 

‘Maar misschien was dat toch niet zo’ dacht Luk Van Asse. ‘Oostende, Parijs, Londen …Kon dat alles nog toeval zijn? Had dat inderdaad puur te maken met een biologisch gecoördineerde zwanentrek? Of zat er toch meer achter, misschien zelfs op Europees of wie weet op wereldniveau?’

Vervolg 5

De volgende maandag moest Luk Van Asse naar Gent toe. Hij had een seminarie over seriemoordenaars. Terwijl hij op de trein zat, viel hem plotseling iets te binnen. Toen hij zo een jaar of zes oud was, had zijn moeder vaak voor hem voorgelezen. Hij luisterde het liefst naar verhaaltjes van Toon Tellegen. Zijn moeder las dan voor uit een heel dik boek met een schreeuwerige roze kaft van Toon Tellegen: ‘Misschien wisten ze alles’ was de titel. Er stonden 313 dierenverhalen in en hij herinnerde zich dat zijn lievelingsverhaal over een zwarte zwaan ging. Die zwarte zwaan kwam maar één keer in het hele boek voor. Dat wist Luk ook nog en dat het verhaal heel somber begon eveneens. Dat boek hadden ze niet meer thuis. Waar het was, wist Luk niet, maar hij wilde absoluut het verhaal nog eens lezen. Voor hij naar het college criminologie ging, liep hij nog even binnen in de Krook, de schitterende nieuwe bibliotheek aan het Zuid. Hij vond er rij vlug het boek van Tellegen. Op pagina 120 stootte hij op het verhaal.

‘Er hing een taaie, zwarte lucht in het bos. De eekhoorn deed zijn raam open, keek naar buiten en dacht: de zwarte zwaan heeft weer eens gezucht’. Een somber begin op z’n minst. 

Direct herinnerde Luk zich weer het hele verhaal. Er zat een knoop in de hals van de zwarte zwaan. Het was de olifant die dit het eerst opgemerkt had. Maar alles eindigde goed. Op het einde was de zwarte lucht verdween en ‘heerste er in het bos weer frisse, lichte lucht’. Zo stond het er letterlijk.

‘Wat kan die Tellegen toch schrijven!’ dacht Luk vol bewondering en zelfs een tikkeltje afgunst. Hij had zelf ook nog geprobeerd om iets moois op papier te zetten, toen hij zo’n jaar of zestien was. Hij had zich aan poëzie gewaagd, zoals veel jongeren van die leeftijd. 

Hij was toentertijd verliefd geweest op een klasgenote. Sandra De Bolle heette ze, een naam die niet echt bij haar paste, want ze was eerder vlak dan bol. Maar verder dan wat rijmelarij was hij niet geraakt. Het begin ging zo:  

‘Sandra, ik hou zielsveel van jou

Ik beloof je eeuwige trouw

Word snel mijn knappe vrouw

Want de smurfen zijn blauw’

Luk had dit laten lezen door zijn grootvader en die had gewoon gezegd: ‘Misschien moet je het dichten toch maar laten, jongen’. En ook Sandra was niet erg overtuigd geweest van zijn poëtische talenten, want ze had gekozen voor Jimmy, die een liedje voor haar geschreven had met de, in Luks ogen, zeer stompzinnige titel: ‘Breng die rozen naar Sandra’. Nu, met Jimmy had het ook niet lang geduurd en momenteel had Sandra een relatie met Cindy. Daar kon Luk zich perfect in vinden en kon hij de reden voor haar afwijzing van hem, buiten zijn eigen dichtkunst zoeken.

Luk nam met zijn gsm een foto van pagina 120 en 121 van Tellegens knoert. Hij nam zich voor het verhaaltje nog een paar keer aandachtig te lezen. Misschien bevatte het een code, of een versleutelde boodschap. 

De les criminologie was zeer interessant. Luk leerde dat veel seriemoordenaars, net als andere misdadigers, vaak hun “handtekening” of “signatuur” achterlaten op de plaats delict. 

Misschien was het dus zo, mocht er inderdaad iets ongeoorloofds met de zwanen gebeurd zijn, dat de dader of eerder de vermoedelijk daders, want Oostende, Londen, Parijs …, dat wees op een complot, toch ergens een handtekening nagelaten hadden.

Vervolg 6

Ondertussen was het half april geworden en het weer was op z’n best. ‘Tijd voor de eerste barbecue’ beslisten Luks ouders. Ze sloegen meteen aan het uitnodigen. Een vaste gast was Wesley Schoenmaekers, een goede vriend van Luks vader. Bijkomend voordeel was dat Wesley in weerwil van zijn naam elektricien was en aangezien Luks vader het verschil tussen Watt, Ampère en Volt niet kende, hadden de ingrepen van Schoenmaekers al menige ramp in het gezin Van Asse voorkomen. Ook Cas en Nora, een neefje en nichtje uit Gent waren er samen met hun ouders bij. De aperitiefhapjes waren net geserveerd toen de bel ging. Het was Post.nl met een langwerpig eerder dun pakje. Niemand had online iets besteld, zo bleek. Het pak kwam uit Duitsland. ‘Zeker opa, die weer niet opgelet heeft’ zei Luk. ‘Hij zal nog maar eens een boek besteld hebben en weer het verkeerde leveringsadres ingevuld hebben.’ Er werd dan ook geen verdere aandacht aan het pak besteed. 

Na de gemarineerde ribbetjes, het traditionele slot van de barbecue ten huize Van Asse zei Luk: ‘Misschien moet ik toch maar eens naar opa bellen en zeggen dat er hier een boek ligt voor hem.’

Het bleek al gauw dat Luks opa helemaal geen boek besteld had en dan zeker niet bij Ravensburger. ‘Ravensburger, dat zijn puzzels’ knorde hij ‘Mijn tijd om puzzels in elkaar te steken is voorbij is al zes decennia voorbij.’ ‘Hij kan het nooit laten’, dacht Luk ‘in elke zin moet die oude knar altijd tenminste één moeilijk woord gebruiken’. De hedendaagse jeugd zegt niet ‘zes decennia’, maar gewoon zestig jaar’. Alhoewel het kon nog erger. Luk herinnerde zich een tekst van Multatuli in Frappant, zijn leerboek Nederlands van vroeger. Die maakte het nog bonter. Je moest al goed kunnen hoofdrekenen om te weten waarover die het had: die zei zoiets als ‘veertig maal anderhalf jaar geleden’. Luk was blij dat hij daar vanaf was.

Merkwaardig was overigens dat er wel een firmanaam, maar geen afzender op het pakje stond, zodat iedereen nu toch in zekere zin nieuwsgierig was. Cas en Nora mochten het opendoen. Dat verliep zoals voorzien nogal chaotisch, maar chaos was te allen tijde te verkiezen boven gekrijs. 

Luk Van Asse werd bleek toen hij de inhoud van het pak zag: een puzzel van duizend stukken, inderdaad van Ravensburger. Op het deksel van de doos stond een reuzegrote zwaan, een zwarte bovendien.

Niemand van de anderen had door dat Luk eigenlijk heel erg geschrokken was. Hoe is dit in godsnaam mogelijk? Wie heeft die puzzel opgestuurd? Hoe is die aan mijn adres geraakt?  Dat waren allemaal vragen die door Luks hoofd flitsten. Hij werd er wat duizelig van en zelfs een beetje bang.

Het dessert sloeg hij over. Hij ging naar zijn kamer. Dit moest hij stante pede aan Ella laten weten. Even later was hij aan het skypen met Parijs.

Vervolg 7

Woensdag, 24 april 2020. Deze datum zal Luk Van Asse zich altijd herinneren. Ook als hij oud zal zijn, zelf kinderen en misschien ook kleinkinderen zal hebben. Het is een datum die in het geheugen van veel mensen van zijn generatie gebrandmerkt zal zijn. 

24 april 2020 was het begin van iets wat de omkeerbaarheid van veel zaken in het leven in vraag stelde en zelfs in de twijfelzone bracht. 

Luk was opgestaan, had voor zichzelf een omeletje met spek gebakken en had zijn IPad geopend om ‘De Overmorgen’ te lezen, zijn favoriete krant, de enige krant die niet alleen het heden, maar ook de toekomst probeerde de duiden. Er waren echter tientallen newsfeeds in het Nederlands, Engels, Frans, Duits, Spaans, Italiaans en noem maar op. Ze hadden het allemaal over het plotselinge wereldwijde verdwijnen van zwarte zwanen.

Wat op 18 maart in Oostende begonnen was, had zich in de nacht van 23 op 24 april over heel de wereld uitgebreid. Van Asse dacht terug aan het tendentieuze krantenbericht van 18 maart van de lokale journalist Karel Kapelle. Wat die geschreven had, was inderdaad KaKa, net zoals zijn pseudoniem. Het was sensatiegericht fake news. De videocamera’s in ‘t Bosje waren zelfs helemaal niet stukgemaakt, maar gewoon door een technische storing een paar dagen uitgevallen. Dat was pure verwerpelijke desinformatie. Luk Van Asse nam zich voor heel binnenkort een lezersbrief te schrijven aan ‘De Zeemeermin’, de kustkrant waarvoor Kaka en wellicht ook Pipi schreven. Hij had al een titel in zijn gedachten: ‘Meer min dan meer’. 

Er was bij de verdwijning van Tchaiko helemaal geen sprake geweest van misdadig opzet. Dat was opgeblazen werkelijkheid. De echte werkelijkheid zag er anders uit. Over heel de wereld waren zwarte zwanen in de voorbije weken met de stille trom van de meren verdwenen. Sporadisch waren er ook enkele witte zwanen verdwenen, maar die waren in een absolute minderheid. Misschien had hun verdwijnen zelfs niks met dat van de zwarte zwanen te maken, was het een toevallige samenloop van omstandigheden geweest. 

Een apocalyptische gedachte overviel Luk. Direct dacht hij aan Ella. Hij belde haar meteen op. Ze stond op het punt om naar een repetitie te vertrekken. Ze had nog geen nieuwsberichten gelezen en luisterde gespannen naar wat Luk haar vertelde. 

‘Er is iets aan de hand wat niet koosjer is’, zei Luk. ‘Misschien moet je gewoon weg uit Parijs, weer naar huis toe!’ Ella voelde zijn bezorgdheid, maar vond de houding van Luk ook wat paniekerig. ‘Het zal wel zo’n vaart niet lopen’ zei ze. ‘Ik ga straks naar de repetitie. We horen elkaar vanavond wel.’

Ella stond voor een superbelangrijke repetitie. Haar balletgroep had op 4 mei 2020 een optreden in de Bataclan, de concertzaal die op 13 november 2015, twee dagen na de herdenking van Wapenstilstand, die vreselijke bloederige aanslag plaatsvond. Normaal traden daar popbands en heavy metalgroepen op, maar haar balletgroep had een modern spektakel uitgewerkt, waarbij Led Zeppelin en Jimmy Hendrix met muziek van Tchaikovsky en Stravinsky tot een harmonisch geheel versmolten was. Er werd gefluisterd dat President Macron op de première aanwezig zou zijn. Het kon dus het definitieve lanceerplatform worden voor Ella. Begrijpelijk had ze ondanks de waarschuwing van Luk geen zin om de Eiffeltoren voor de Petrus-en-Pauluskerk in Oostende in te ruilen.

Het was op diezelfde woensdag, rond het middaguur, dat Europa voor de eerste keer hoorde van de Chinese provincie Hubei, van Wuhan de hoofdstad ervan, van Covid-19 en van corona. 

Wat voorheen voor Luk de naam was van een lekker, maar gevaarlijk, Mexicaans bier, was in een oogwenk een woord geworden dat gevaar, ziekte, dood en verstoring van het leven opriep.  

In de eerstvolgende uren gonsde het in de media van bedreigende woorden zoals quarantaine, mondmaskers, tijdbom en failliet. ‘Misschien zelfs het failliet van hoe we leven en hoe we met de aarde omspringen’ dacht Luk.

Maar was er een samenhang tussen het wereldwijde verdwijnen van de zwarte zwanen en dit alles verwoestende nieuwe virus? Zo ja, welke? Was deze ramp te voorzien geweest. 

Luk stond in zijn studeerkamer te kijken naar de honderden boeken die hij in zijn nog jonge leven gekocht of gekregen had. Hij had het gevoel dat daar ergens een sleutel te vinden was die hem het verband tussen Covid 19 en het wereldwijde verdwijnen van de zwarte zwanen zou doen vinden en zelfs doen begrijpen.

Plotseling viel zijn oog op een boek met een oranje sticker op.  ‘Choose any 3 for 2 at Waterstone’s’ stond erop. 

Slot

Luk nam het boek uit het rek. ‘The black swan’, een pocketje uit 2008, een dwerg tussen een paar lijvige turven, van de uit Libanon naar de States gevluchte auteur Nassim Nicholas Taleb. Luk was zich niet echt bewust van de aanwezigheid van dat boek. Waarschijnlijk hadden zijn ouders dat ooit bij amazon.com besteld en was het hier anoniem verzeild geraakt.

In de proloog stond dat de mensen in Oude Wereld voor de ontdekking van Australië ervan overtuigd waren dat alle zwanen wit waren. In hun ogen was dit een onbetwistbaar feit, gewoonweg omdat er nog nooit iemand een zwarte zwaan gezien had. 

En dan hadden ornithologen in Australië zwarte zwanen ontdekt. Zo werd een duizenden jaren oude algemeen aanvaarde bewering gebaseerd op waarnemingen van miljoenen witte zwanen ontkracht door een nieuwe waarneming. 

Luk las geïntrigeerd verder. Hij stelde vast dat de auteur het niet over de zwarte zwaan, het dier, had, maar over de Zwarte Zwaan, met hoofdletters.

Taleb gaf een definitie van wat hij met een Zwarte Zwaan bedoelde: ten eerste: een totaal onverwachte gebeurtenis, die buiten de normale gang der dingen valt, omdat er vooraf geen duidelijke aanwijzingen zijn, dat zoiets kan gebeuren. Ten tweede een gebeurtenis  met zeer grote gevolgen en ten derde een gebeurtenis die niet vooraf voorspelbaar is.

Het was snel duidelijk: corona was een Zwarte Zwaan en de zwarte zwanen overal ter wereld hadden een signaal willen geven. Alleen had de mens dat niet begrepen en nu was het rijkelijk te laat. 

Luk Van Asse werd door een bedrukkende angst overvallen. Hij dacht aan Ella in Parijs. Toevallig waren Cas en Nora ook bij de familie Van Asse. Ze waren naarstig aan het spelen. Nora was een barbiepop aan het uit- en weer aankleden en Cas was verdiept in een Paco-boekje. 

Luk nam Cas en Nora vast en drukte hen tegen zich aan De twee kleintjes spartelden om snel weer los te komen. Ze wilden verder spelen. Ze begrepen het nog niet.

De zwarte zwaan

Toelichting voor de lezer

Dit verhaal ontstond in coronatijden. Het is geschreven voor Sien, Noor, en Yulduz (en ook voor Jasmijn en Paul, maar die zijn nog te klein om te kunnen lezen) Een zestal dagen lang kregen Sien, Noor en Ella elke dag een mail met een stukje van het verhaal. Ik had in het begin geen enkel idee waar het naartoe ging. Het begon als een detective met wat joligheid in. Geleidelijk aan ging het een meer ernstige toer op. Plotseling kwam het boek ‘The black Swan’ weer in mijn geest opdagen. Ik had het in 2007 in Teddington, aan de Thames, even buiten Londen gekocht. Ik herinnerde me nog de schreeuwerige oranje kaft en had het snel teruggevonden.

Het was precies alsof het verhaal zichzelf was beginnen te schrijven en totaal op eigen kracht in de actualiteit wortel geschoten had. Raar, maar waar.

Dank aan de kleinkinderen en ook aan hun ouders voor de leuke hartverwarmende reacties.

Zwarte zwaan verdwenen!!!

Zo stond het in de krant van gisteren, dinsdag 24 maart 2020. Op de eerste bladzijde. Het stond niet in één krant, maar in alle kranten, ook in de Franstalige. ‘Cygne noir disparu’ stond er.

In het artikel had de journalist het over een zwarte zwaan die in het Koningin Maria Hendrika Park, in de Oostendse volksmond ‘’t Bosje’ …

Maar laat mij liever het artikel overtikken. Dat gaat sneller en is ook wel correcter. Zo worden er geen leugens verteld en lees je puur de waarheid

Zwarte zwaan verdwenen

In het Bosje van Oostende werd gisteren de verdwijning vastgesteld van de zwarte zwaan, die al drie jaar elke dag van het jaar  tussen de zeventien witte zwanen zwemt, die het Bosje rijk is. De verdwijning is onrustwekkend te noemen. Vermoedelijk zijn er in de nacht van dinsdag op woensdag zwanenstropers in het Bosje geweest en hebben die op een of andere misdadige manier Tchaikovsky (zo heet de zwarte zwaan, ze is genoemd naar de componist van de balletmuziek bij ‘Het Zwanenmeer’) uit het water gelokt. De vrees bestaat dat Tchaiko (zo noemen de Oostendenaren op een liefelijke manier hun zwarte zwaan) in een vliegtuig naar Argentinië gebracht werd om daar in de nieuwe Zwanenzoo, een gloednieuwe waterdierentuin, als publiekstrekker gebruikt te worden. En zoals we weten van de zoo in Berlijn, met zijn pandatweeling, helpt dat inderdaad om de bezoekersaantallen te verdrievoudigen.

Tot zover het artikel dat ondertekend werd met Kaka, het pseudoniem van de bekende Oostendse journalist Karel Kapelle.

Sien De Gendt las dat artikel terwijl ze thuis in haar zetel zat en een kamillethee dronk. Het artikel boeide haar. Ze voelde instinctief aan dat er iets niet klopte. Ze geloofde gewoonweg niet dat Tchaiko in Argentinië was. Volgens haar was de zwaan veel dichterbij en had iemand boze bedoelingen met de ontvoering.

Het voorval liet Sien niet los. Als Tchaiko zich in Argentinië bevindt, moeten daar op het internet sporen van te vinden zijn, dacht ze. Ze nam haar iPad en googelde ‘zoologico’ en ‘cisne’. Ze had die woorden eerst moeten opzoeken, want Spaans was ze niet machtig. Maar zoals ze verwacht had, leverde haar zoektocht geen resultaten op, wat bij haar de overtuiging deed groeien dat er iets niet pluis was aan het hele zaakje. Ze ging aan haar bureau zitten en nam een blad papier. In het midden tekende ze een cirkel  (eigenlijk leek het meer op een ei) en noteerde met zwarte balpen ‘Zwarte Zwaan’ . Vanuit die cirkel trok ze vervolgens met rode balpen een zestal pijlen en op de punten ervan schreef ze: wie, wat, waar, wanneer, hoe en waarom. Dat was een methode die Sien vaak gebruikte als ze haar gedachten wilde ordenen. Twee van die vragen sprongen eruit: wie had Tchaiko ontvoerd en waarom. De Gendt pijnigde haar hersenen, maar ze raakte voorlopig geen stap verder. Bij ‘waarom’ schreef ze een aantal woorden: afpersing,  rijke sjeik (die een zwarte zwaan wilde om mee te pronken in zijn paleisvijver), Bertoli (een firma die bekend was om haar oliën, en misschien een nieuw product: zwartezwaanolie op de markt wilde brengen), jaloersheid (misschien wilde Brugge, een aloude concurrent van Oostende, een zwarte zwaan op de reien) enzovoort enzovoort.

Hier kom ik alleen niet uit, dacht Sien vertwijfeld. Ze begon nerveus te worden. Misschien moest ze haar zus Noor erbij betrekken. En ook haar vriendin Juulke Roozenbroeck. Ze kende Juulke al lang. Als kind hadden ze in dezelfde straat gewoond, vaak samen gespeeld en bijna nooit ruzie gemaakt. Nu zagen ze elkaar nog slechts sporadisch. Zijzelf studeerde criminologie aan de UGent en Juulke was uitgegroeid tot een veelbelovende balletdanseres bij het internationaal befaamde BNP-ballet (Ballet Nooit Plooien uit Neder-Over-Heembeek). Maar ze deelden nog altijd hun passie voor het mysterieuze.

Juulke had haar onlangs nog via WhatsApp een raadseltje gestuurd:

Mysterieuze dood in de auto

Een man wordt levenloos aangetroffen in zijn auto. De politie staat voor een raadsel, want er wordt geen spoor van buskruit op zijn kleren gevonden, noch ergens anders in de auto. De persoon die hem neerschoot, moet zich dus buiten de auto hebben bevonden. Maar alle ramen waren dicht, alle portieren gesloten en het enige kogelgat is de schotwonde waaraan de man overleed. Hoe is dit mogelijk? 

Sien had het raadsel aan Noor voorgelegd en samen hadden ze de oplossing tamelijk snel gevonden. Juulke had hen al moeilijkere raadsels toegestuurd.

Noot van de redactie:

Wellicht is de lezer minder pienter dan de familie De Gendt en vindt hij de oplossing niet zo snel. Of toch? 

Morgen lees je hier het vervolg van het ZWZW-mysterie, maar wie de oplossing van het raadseltje kent, mag ze ons voor middernacht doormailen. Onder de juiste antwoorden verloten we een gratis rit achterop de motor bij een Zwaantje.

Rond de middag rinkelde Siens gsm. Ze had Juulke aan de lijn. 

‘Lang niet meer van je gehoord’, zei deze. 

‘Pure telepathie’ antwoordde Sien. 

‘Hoe bedoel je’, vroeg Juulke. 

De Gendt vertelde haar in korte bewoordingen wat haar de vorige dagen had beziggehouden. 

‘Misschien moeten we eens samen aan het Spiegelmeer in het Bosje gaan kijken’ stelde Juulke Roozenbroeck voor. ‘Je weet maar nooit dat we op een spoor stoten.’ 

Dat was typisch Juulke. Ze vatte graag de koe bij de horens. ‘En ik neem mijn broertje Paul en ons nichtje Jasmijn, die toevallig bij ons is, mee’ zei ze, want hoe jong ze ook zijn: die twee zijn echte speurneuzen!’

Ze spraken af aan de cafetaria om half drie ’s namiddags. Er scheen een pril deugddoend voorjaarszonnetje. Sien bestelde een groene thee, Noor een Lassi, Juulke een sinaasappelsapje, Paul een glas koele melk vers van de Oostendse polderkoeien en Jasmijn, door Paul steevast ‘Sjamijn’ genoemd koos voor siroop.  De ober keek verbaasd op, maar glimlachte breed toen Juulke hem duidelijk maakte dat dit ‘Jasmijns’ was voor Kombucha. 

Sien briefte de rest van het gezelschap over de opzoekingen die ze tot dusver gedaan had. 

‘Laat ons even tot aan het Spiegelmeer lopen’ stelde Noor voor. 

Toen het viertal daar aankwam zagen ze de witte zwanen vredig op het water dobberen. Geen enkele scheen zich zorgen te maken over de verdwenen zwarte zwaan. Wellicht hadden ze die zelfs altijd al als een vreemde eend (een zwaan kan in het Nederlands dus ook een eend zijn) in de bijt beschouwd. Misschien voelden ze zich zelfs meer op hun gemak nu die er niet meer was.

Ze zwommen netjes in vier rijen van vier.

‘Heb je dat artikel uit de krant bij je?’ vroeg Juulke plotseling. 

Sien haalde haar portefeuille boven en vond het artikel tussen enkele 10-eurobiljetten. 

‘Hoeveel witte zwanen tel jij?’, vroeg Juulke.

‘Nou, zestien’, zeiden Sien en Noor in koor, ‘tenminste als ik gebruik maak van de tafels van vermenigvuldiging die ik in het eerste leerjaar bij meester Rik geleerd heb’ voegde Noor eraan toe. ‘Vier maal vier is zestien’.

‘En?’ vroeg Juulke.

‘Wat en..?’ repliceerde Sien.

‘Valt jullie frank dan niet?’

‘Hij kan niet vallen, ik heb alleen euro in mijn zakken’, grapte Sien 

Ze was altijd wel in voor een geintje. Juulke ook trouwens, maar nu vond ze de reactie van Sien De Gendt eerder ongepast

‘Er zijn hier normaliter zeventien witte zwanen. Vandaag maar zestien!’, zei ze.

Siens mond viel open van verbazing. 

Blijkbaar was er nu ook een witte zwaan verdwenen. Dat viel uiteraard minder op, maar vreemd was het wel. 

Welke geschifte persoon hield zich in godsnaam onledig met het laten verdwijnen van zwanen?

Wat deed die persoon daarna met die zwanen?

Waartoe had hij die sierlijke dieren nodig?

Had hij een zwanenhandel opgezet?

En vooral: leefden ze nog?

Allemaal vragen die door het hoofd van de amateur-speurneuzen spookten.

NVDR: de oplossing van het raadseltje van gisteren: de auto was een cabriolet, een auto met een open dak.

De volgende morgen kregen Sien en Noor een tweet van Juulke: ‘Moet plotseling vertrekken naar Parijs. Sterdanseres Ballet National de France van de trap gevallen en grote teen gebroken. Moet haar vervangen. Succes met jullie speurtocht. Hou me op de hoogte. Doei.’

‘Juulke is het toch wel echt aan het maken in de balletwereld’, dacht Sien en even kwam haar eigen droom weer aan de oppervlakte. Als tiener had er altijd van gedroomd om een wereldbefaamde pianiste te zijn die in Sydney en New York de pannen van het dak speelde, zelfs op openluchtfestivals. De kans zat er nog altijd in, maar er was nog een lange weg te gaan, wist ze.

Zoals elke morgen deed Sien, nadat ze haar portie Jordans Crunchy granola verorberd had, een tiental minuten touwspringen en daarna ging ze nog even basketten. Noor lag nog wat te slapen.  Ze was nog moe van haar optreden met de tumblinggroep met de zeer toepasselijke naam: ‘Niet naast, maar op elkaar’, waar Noor zich in korte tijd tot de vedette ontpopt had.

Sien droomde even weg. In gedachten zag ze de zwanendief voor zich uit lopen. Met een krachtig spurtje beende ze hem bij en verkocht hem een oplawaai zodat de snoodaard door de lucht vloog en na een salto mortale plat op zijn smikkel landde. ‘Zo’ zei Sien in haar gedachten tegen de crimineel: ‘Nu ben je zelf ook een dier, met name een vogel, meer bepaald een pechvogel’

Die zaak met de zwaan hield haar toch wel heel erg bezig, zeker nu er een tweede op even onverklaarbare wijze verdwenen was. Ze liet haar eigenlijk niet los, in die mate zelfs dat ze na een paar obligate telefoontjes naar het Bosje fietste. Ze had haar oortjes in, want Sien De Gendt hield van ochtendmuziek. Het was net Brihang op haar Spotify-playlist: ‘Der zit een steentje in m’n schoen, maar kzien der al gewend aan. Tis daardoor da’k ’t gevoel heb dak besta…’

Sien kende de tekst uit het hoofd en ze zong luidkeels mee zodat andere fietsers haar vreemd aankeken en er één zelfs het gebaar maakte van ‘ziejje gie misschien zot?’.

Even later kwam Sien bij het Spiegelmeer aan. Ze telde de zwanen. De schrik sloeg haar om het hart. Zij telde er maar vijftien. Maar kort daarna kwam nummer zestien sierlijk peddelend en zich niet bewust van het feit dat hij Sien De Gendt bijna een hartstilstand had bezorgd van tussen het riet. 

De grond rond het Spiegelmeer was een beetje drassig. Het had nogal veel geregend de laatste dagen en De Gendt gleed even uit. ‘Zij kon zich nog net rechthouden, maar door die onvoorziene beweging was er van onder de kiezelsteentjes aan de rand van het Spiegelmeer een stukje hout vrijgekomen waarop met stift in minuscule letters iets geschreven stond. Met het blote oog kon Sien niet lezen wat, maar clever als ze was, nam ze een foto met haar gsm en vergrootte daarna het beeld. ‘Wie zoekt, die vindt en wie niet vindt, heeft niet gezocht’ stond erop geschreven. Daaronder stonden de letters Z en W, met telkens één verticaal streepje ernaast. Het was haar meteen duidelijk: Z stond voor zwart en W voor wit. En dat betekende dus dat er wellicht nog meer witte zwanen zouden verdwijnen .

Ook de twee volgende dagen fietsten Sien en Noor ’s morgens naar het Bosje. Maar er gebeurde niets abnormaals. Evenmin vonden ze verdere sporen van een misdadig opzet. Er waren geen nieuwe verdwijningen. Er waren nog altijd zestien witte zwanen en de omgeving lag er vredig bij. De De Gendtjes begonnen te denken dat alles eigenlijk gewoon toeval was. Zwanen kunnen bij zwerftochten afstanden van honderden kilometer overbruggen. Misschien waren ze gewoon ’t Bosje beu en op zoek gegaan naar een andere biotoop. En dat stukje hout met Z en W en de verticale streepjes erop was vermoedelijk door een jeugdbeweging achtergelaten.

Sien en Noor begonnen stilaan weer een zekere rust te vinden. 

Een paar dagen later ontving ze een mail uit Parijs. Juulke stelde het goed. Haar eerste optreden was heel succesvol geweest, maar haar mail had ook een donker randje dat beide De Gendts weer ongerust maakte. 

Haar verblijfplaats lag vlak bij de Seine en toeval of niet: ook daar huisde een kolonie zwanen. ‘Ik heb ze geteld’ schreef Juulke. Dat deed ze anders nooit, maar met het voorval van ’t Bosje in het achterhoofd, was het niet vreemd dat ze dat nu wel gedaan had. En de morgen daarop, voor ze naar de repetitie ging, had ze een tijdje op een bank gezeten, een baguette met camenbert, tomaat en sla gegeten en naar de zwanen zitten kijken, toen haar opgevallen was dat er twee minder waren dan de dag voordien. 

Ze had erover gesproken met Kathryn, een Engelse balletdanseres en tijdelijke collega en die had haar verteld dat ze een paar weken geleden, voor ze uit Londen naar Parijs vertrok in The Guardian gelezen had dat uit Lake Windermere, een 15 vierkante kilometer groot meer in het Lake District op één nacht de vijf zwarte zwanen die er huisden verdwenen waren. Kathryn had dat raar gevonden, maar had geen verdere aandacht aan het bericht besteed, dat op wereldniveau een totaal onbeduidend fait divers was. 

‘Maar misschien was dat toch niet zo’ dacht Sien. ‘Oostende, Parijs, Londen …Kon dat alles nog toeval zijn? Had dat inderdaad puur te maken met een biologisch gecoördineerde zwanentrek? Of zat er toch meer achter, misschien zelfs op Europees of wie weet op wereldniveau?’

De volgende maandag moest Sien naar de universiteit toe. Zij had een seminarie over seriemoordenaars. Terwijl ze naar de Volderstraat fietste, schoot haar plotseling iets te binnen. Toen ze zo een jaar of zes oud was, had haar moeder vaak voor haar voorgelezen. Ze luisterde het liefst naar verhaaltjes van Toon Tellegen. Haar moeder las dan voor uit een heel dik boek met een schreeuwerige roze kaft: ‘Misschien wisten ze alles’ was de titel. Er stonden 313 dierenverhalen in en ze herinnerde zich dat haar lievelingsverhaal over een zwarte zwaan ging. Die zwarte zwaan kwam maar één keer in het hele boek voor. Dat wist Sien ook nog en dat het verhaal heel somber begon eveneens. Dat boek hadden ze niet meer thuis. Waar het was, wist Sien niet, maar ze wilde absoluut het verhaal nog eens lezen. Voor ze naar het college criminologie ging, liep ze nog even binnen in de Krook, de schitterende nieuwe bibliotheek aan het Zuid. Zij vond er rvij vlug het boek van Tellegen. Op pagina 120 stootte ze op het verhaal.

‘Er hing een taaie, zwarte lucht in het bos. De eekhoorn deed zijn raam open, keek naar buiten en dacht: de zwarte zwaan heeft weer eens gezucht’. 

Direct herinnerde Sien zich weer het hele verhaal. Er zat een knoop in de hals van de zwarte zwaan. Het was de olifant die dit het eerst opgemerkt had. Maar alles eindigde goed. Op het einde was de zwarte lucht verdween en ‘heerste er in het bos weer frisse, lichte lucht’. Zo stond het er letterlijk.

‘Wat kan die Tellegen toch schrijven!’ dacht Sien vol bewondering. Ze nam met haar gsm een foto van pagina 120 en 121 van Tellegens knoert. Ze nam zich voor het verhaaltje nog een paar keer aandachtig te lezen. Misschien bevatte het een code, of een versleutelde boodschap. 

De les criminologie was zeer interessant. Sien leerde dat veel seriemoordenaars, net als andere misdadigers, vaak hun “handtekening” of “signatuur” achterlaten op de plaats delict. 

Misschien was het dus zo, mocht er inderdaad iets ongeoorloofds met de zwanen gebeurd zijn, dat de dader of eerder de vermoedelijk daders, want Oostende, Londen, Parijs …, dat wees op een complot, toch ergens een handtekening nagelaten hadden.

Ondertussen was het half april geworden en het weer was op z’n best. ‘Tijd voor de eerste barbecue’ beslisten de ouders van Sien en Noor. Ze sloegen meteen aan het uitnodigen. Een vaste gaste was Lies Joostens, een goede vriendin van hun moeder die altijd voor de nodige ambiance zorgde. Ook Paul en Jasmijn waren erbij. Voor elk van hen had buurtslager Trommelaere  drie minipensjes en vier minibrochettes klaargemaakt, want die konden bikken voor tien. Juulke zat nog steeds in Parijs, maar er was afgesproken dat er rond de avond geskypet zou worden.

De aperitiefhapjes waren net geserveerd toen de bel ging. Het was Post.nl met een langwerpig eerder dun pakje. Niemand had online iets besteld, zo bleek. Het pak kwam uit Duitsland. ‘Zeker papa, die weer een boek over ‘Het Zijn van het Zijn’ besteld heeft en dat vlakweg vergeten is, zei Sien. ‘Ja’, vulde Noor aan ‘en zijn boekenkast staat al propvol’. ‘De firma Masoeur is ze hier vorige week komen plaatsen en er is weeral bijna geen plaats meer.’

‘Meisjes,’ zei hun vader: ‘er wordt in de eerste twee uur niet meer over pakjes gesproken. Eten gaat voor. We geven nu de voorrang aan de inwendige mens.’

Na de gemarineerde ribbetjes, het traditionele slot van de barbecue ten huize De Gendt stelde Noor voor toch maar het pak van Post.nl te openen.

Merkwaardig was dat wel de naam ‘Ravensburger’, een Duitse firma bekend voor haar puzzels, maar geen afzender op het pakje stond, zodat iedereen nu toch in zekere zin nieuwsgierig was. Paul en Jasmijn mochten het opendoen. Dat verliep zoals voorzien nogal chaotisch, maar chaos was te allen tijde te verkiezen boven gekrijs. 

Sien en Noor werden bleek toen ze de inhoud van het pak zagen: een puzzel van duizend stukken, inderdaad van Ravensburger. Op het deksel van de doos stond een reuzegrote zwaan, een zwarte.

Niemand van de anderen had door dat de meisjes heel erg geschrokken waren. Hoe is dit in godsnaam mogelijk? Wie heeft die puzzel opgestuurd? Hoe weet die waar we wonen?  Dat waren allemaal vragen die door hun hoofd flitsten. Ze werden er wat duizelig van en zelfs een beetje bang.

Het dessert sloegen ze over. Ze ging naar hun kamer. Dit moesten zij stante pede aan Juulke laten weten. De afspraak om te skypen was om acht uur ’s avonds en het was nog maar halfzeven. ‘Zolang kunnen we niet wachten’ zei Noor. ‘Dit is te belangrijk’. ‘Gelijk heb je’ repliceerde Sien. Ze nam haar IPad en even later had ze contact met Parijs.

Woensdag, 24 april 2020. Deze datum zullen Sien en Noor De Gendt zich altijd herinneren. Ook als ze oud zullen zijn, zelf kinderen en misschien ook kleinkinderen zullen hebben. Het is een datum die in het geheugen van veel mensen van hun generatie gebrandmerkt zal zijn. 

24 april 2020 was het begin van iets wat veel dingen in het leven in vraag stelde 

Sien was opgestaan, had, terwijl Noor aan het douchen was, voor hun beiden een lekker ontbijt met bessen en kefir klaargemaakt. Ze had haar IPad geopend om ‘De Overmorgen’ te lezen, haar favoriete krant, de enige krant die niet alleen het heden, maar ook de toekomst probeerde de duiden. 

Er waren echter tientallen newsfeeds in het Nederlands, Engels, Frans, Duits, Spaans, Italiaans en noem maar op. Ze hadden het allemaal over het plotselinge wereldwijde verdwijnen van zwarte zwanen.

Wat op 18 maart in Oostende begonnen was, had zich in de nacht van 23 op 24 april over heel de wereld uitgespreid. De Gendt dacht terug aan het krantenbericht van 18 maart van de lokale journalist Karel Kapelle. Wat die geschreven had, was inderdaad KaKa, net zoals zijn pseudoniem. Het was fake news. De videocamera’s in ‘t Bosje waren zelfs helemaal niet stukgemaakt, maar gewoon door een technische storing een paar dagen uitgevallen. Sien De Gendt nam zich voor heel binnenkort een misnoegde lezersbrief te schrijven aan ‘De Zeemeermin’, de kustkrant waarvoor Kaka en wellicht ook Pipi schreven. 

Er was bij de verdwijning van Tchaiko helemaal geen sprake geweest van misdadig opzet. Dat was opgeblazen werkelijkheid. De echte werkelijkheid zag er anders uit. Over heel de wereld waren zwarte zwanen in de voorbije weken met de stille trom van de meren verdwenen. Sporadisch waren er ook enkele witte zwanen verdwenen, maar die waren in een absolute minderheid. Misschien had hun verdwijnen zelfs niks met dat van de zwarte zwanen te maken, was het een toevallige samenloop van omstandigheden geweest. 

Een apocalyptische gedachte overviel Sien. Noor kwam fris gewassen aan tafel en Sien deelde haar mee wat ze gelezen had. Direct dacht Noor aan Juulke. ‘We moeten Juulke opbellen’ zei ze. Sien bleef niet bij de pakken zitten en belde meteen Juulke Roozenbroeck op. Die stond op het punt om naar een repetitie te vertrekken. Ze had nog geen nieuwsberichten gelezen en luisterde gespannen naar wat Sien haar vertelde. 

‘Er is iets aan de hand dat niet koosjer is’, zei Sien. ‘Misschien moet je gewoon weg uit Parijs, weer naar huis toe!’ ‘Noor vindt dat ook.’ Juulke voelde hun bezorgdheid, maar vond hun houding ook wat paniekerig. ‘Het zal wel zo’n vaart niet lopen’ zei ze. ‘Ik ga straks naar de repetitie. We horen elkaar vanavond wel.’

Juulke stond voor een superbelangrijke repetitie. Haar balletgroep had op 4 mei 2020 een optreden in de Bataclan, de concertzaal die op 13 november 2015 die vreselijke bloederige aanslag plaatsvond. Normaal traden daar popbands en heavymetalgroepen op, maar haar balletgroep had een modern spektakel uitgewerkt, waarbij Led Zeppelin en Jimmy Hendrix met de Notenkraker van Tchaikovsky en Le sacre du printemps van Stravinsky tot een harmonisch geheel versmolten waren. Er werd gefluisterd dat President Macron op de première aanwezig zou zijn. Het kon dus het definitieve lanceerplatform worden voor Juulke. Begrijpelijk had ze ondanks de waarschuwing van Sien en Noor geen zin om de Eiffeltoren voor de Petrus-en Pauluskerk in Oostende in te ruilen.

Het was op diezelfde woensdag, rond het middaguur, dat Europa voor de eerste keer hoorde van de Chinese provincie Hubei, van Wuhan de hoofdstad ervan, van Covid-19 en van corona. 

Wat voorheen een onschuldige naam was van een lekker Mexicaans bier was in een oogwenk een woord geworden dat gevaar, ziekte en dood opriep.  

In de eerstvolgende uren gonsde het in de media van bedreigende woorden zoals quarantaine, mondmaskers, tijdbom en failliet. 

Maar was er een samenhang tussen het wereldwijde verdwijnen van de zwarte zwanen en dit alles verwoestende nieuwe virus? Zo ja, welke? Was deze ramp te voorzien geweest?

Sien stond in haar studeerkamer te kijken naar de honderden boeken die ze in haar nog jonge leven gekocht of gekregen had. Ze had het gevoel dat daar ergens een sleutel te vinden was die haar het verband tussen corona en het wereldwijde verdwijnen van de zwarte zwanen zou doen vinden en zelfs doen begrijpen. Noor kwam haar studeerkamer binnen. ‘Daar’ zei Sien, ‘daar, Noor, op een paar van al die duizenden bladzijden ligt het antwoord op wat ons nu al enkele weken bezighoudt’

Noor scande de boekenkast met haar ogen. ‘Misschien ligt het antwoord in dit boek’ zei ze terwijl ze een boek aanwees waarop een oranje sticker stond ‘Choose any 3 for 2 at Waterstone’s’

Siens mond viel open van verbazing. ‘Inderdaad, zei ze. Nog maar eens stond ze versteld, niet alleen van de fysieke gelijkenis van Noor met haar grootmoeder, maar Noor had ook diezelfde spiedende blik waarvoor niets verborgen bleef.

Ze nam het boek uit het rek. ‘The black swan’, een pocketje uit 2008, een dwerg tussen een paar lijvige turven, van de uit Libanon naar de States gevluchte auteur Nassim Nicholas Taleb. Sien was zich niet echt bewust van de aanwezigheid van dat boek. Waarschijnlijk had haar globetrottende moeder dat vanop een van haar buitenlandse lezingen meegebracht en was het hier anoniem verzeild geraakt.

In de proloog stond dat de mensen in Oude Wereld voor de ontdekking van Australië ervan overtuigd waren dat alle zwanen wit waren. In hun ogen was dit een onbetwistbaar feit, gewoonweg omdat er nog nooit iemand een zwarte zwaan gezien had. 

En dan hadden ornithologen in Australië zwarte zwanen ontdekt. Zo werd een duizenden jaren oude algemeen aanvaarde bewering gebaseerd op waarnemingen van miljoenen witte zwanen ontkracht door een nieuwe waarneming.

‘Boeiend’ zei Noor.’Dat boek wil ik lezen’ . Sien gaf haar het boek en Noor las verder. Ze stelde vast dat de auteur het niet over de zwarte zwaan, het dier, had, maar over de Zwarte Zwaan, met hoofdletters.

Taleb gaf een definitie van wat hij met een Zwarte Zwaan bedoelde: ten eerste: een totaal onverwachte gebeurtenis, die buiten de normale gang der dingen valt, omdat er vooraf geen duidelijke aanwijzingen zijn, dat zoiets kan gebeuren. Ten tweede een gebeurtenis  met zeer grote gevolgen en ten derde een gebeurtenis die niet vooraf voorspelbaar is.

Het was snel duidelijk: corona was een Zwarte Zwaan en de zwarte zwanen overal ter wereld hadden een signaal willen geven. Alleen had de mens dat niet begrepen en nu was het rijkelijk te laat. 

Sien en Noor werden door een bedrukkende angst overvallen. Ze dachten aan Juulke in Parijs. Toevallig waren ook Paul en Jasmijn bij de familie De Gendt. Ze waren naarstig aan het spelen. Jasmijn was een barbiepop aan het uit- en weer aankleden en Paul was verdiept in brandweerman Sam. 

Sien nam Paul vast en drukte hem tegen zich aan en Noor gaf Jasmijn een lange warme knuffel. De twee kleintjes spartelden om weer los te komen. Ze wilden verder spelen. Ze begrepen het nog niet.

Eva, ge doe da goe

Eva, ge doe da goe

Het is een warme week voor een neerlandicus. Zelfs bij de ‘kwaliteitskranten’ De Standaard en De Morgen zijn de mazen van het taalnet groot geworden. Vroeger kon er een sprotje door, nu een hele walvis. De Sandaard permitteerde het zich gisteren een artikel aan ‘qaly’ te wijden en daarbij ‘qaly’ consequent fout te spellen. De Morgen heeft het vandaag over de ‘meegevaarde’ ambtenaar, ook een taalkundig hoogstandje.

Top of the bill is echter de tv-banner bij Music for life. Ik sprokkelde in vijf minuten een aantal pareltjes:

Aan men allerliefste Kelly.

Nu cha ik eten.

Goe raport, doe zo voord.

Bedank voor de toffe prezentatie.

Annickske wilt een foto met Eva.

Allo, ik eet Nicki.

Weer een dagske voor bij.

De fakkel brand tot in Canada.

Ik zie hanne vandenberghe dood graag.

Mocht ik hanne vandenberghe zijn, ik zou op mijn tellen passen. Spelling en betekenis hebben vaak met elkaar te maken (peilen en pijlen, tekort en te kort …) en dood graag is niet doodgraag.

Laten we even de verplaatsingproef met zinsdelen toepassen op deze zin ‘ik zie hanne vandenberghe dood graag’. Mogelijk zijn bv. ‘Dood zie ik hanne vandenberghe graag.’ en ‘Ik zie hanne vandenberghe graag dood.’ Hanne, joenk, koop maar snel een ‘kogelvrij vest’ of is het ‘kogel vrijvest’, vooraleer je op de impliciete vraag naar meer van je aanbidder ingaat.

De banner op tv blijft boeiend. Nu lees ik: ‘Eva, ge doe da goe’, zeer efficiënt als je het verschil tussen ‘d’ en ‘t’ niet kent.

In Het Nieuwsblad van vandaag staat dat leraars in spe gebuisd zijn voor basiskennis. Voor Nederlands gaat het over 30%. Voor Frans zelfs over 50%. Er schuift heel toevallig net nu (17.38 uur) een banner voorbij : ‘vanuit Frankrijk lult het niet’. Dat spreekt de cijfers in de krant tegen. Vanuit Frankrijk lult het eerder te veel.

Ook voor wiskunde is de situatie blijkbaar niet al te schitterend. De krant heeft het over ‘pijnlijke resultaten’. Ik kan dat alleen onderschrijven: ‘Studenten, ge doe da nie goe.’

IJspiste of Eispiste?

 

IJspiste of Eispiste?

Dezer dagen ligt het Wapenplein in Oostende er weer ingepakt bij. En zoals gebruikelijk heeft eenieder er weer zijn zeg over.

‘Al dat geld dat dit kost! Kunnen ze daarmee niks anders aanvangen?                  

‘Leuk dat de ijspiste er weer is! Ze brengt volk naar de stad.’

‘En die kerstverlichting! Allemaal geldverspilling en pollutie! En niemand die nog naar de middernachtmis gaat!’

En zo gaat het verder. Is er kerstverlichting, dan kost dit teveel en kun je het geld beter aan andere zaken besteden. Is er geen, dan doet Oostende niks voor de sfeer. Missen is menselijk en mensen zijn soms misselijk.

Hetzelfde gevoel overviel me zaterdag 17/12/2016 bij de commentaren op het Groot Dictee van de Nederlandse Taal.

‘Schaf dat af! Wat heeft dat nu met spelling te maken?’

Weinig of niets, als je het over de vaardigheid hebt om correct te spellen.

Maar daar gaat het uiteraard niet over. Wat heeft goed zijn in een quiz op tv met echte intelligentie te maken? Evenzeer weinig of niets, veel meer met een goed geheugen. Schaf dus ook maar in een trek het fenomeen quiz op tv af. We weten toch met z’n allen dat de slimste mens niet de slimste mens is.

Het Groot Dictee op tv is een spelletje en moet ook aldus bekeken worden. Het is fun voor even, een kortstondige uitdaging voor mensen die ze aangaan.

In De Standaard van vandaag 19/12/2016 wordt op het dictee teruggeblikt, in een apart kadertje zelfs op een enkel woord uit het dictee: ‘qaly’, een initiaalwoord voor ‘quality-adjusted life years’. Helaas schrijft de auteur heel het artikel door ‘qaly’ als ‘qualy’, een fout geïnduceerd door de eerste component van het initiaalwoord. De auteur heeft niet goed zijn huiswerk gemaakt en… waarschijnlijk zelfs niet naar het dictee op tv gekeken. Bij de correctie wees men toen duidelijk op het ontbreken van de ‘u’ in het woord.

Ik maak me trouwens sterk dat de dictators (de voorlezers van het dictee, o.a. Freek die met zijn andere coupe het langst uitgerekte hoofd van heel omroepland heeft) het woord fout hebben gelezen. In het Engels spreekt men het woord vooraan met een ‘k’ uit, niet met ‘kw’. In het Nederlands is er dus evenmin reden om dit te doen. Men zegt toch ook niet ‘laser’ met ‘a’ tegen ‘laser’, tenzij men de deelnemers wil ‘belaseren’.

Zo zie je maar: spelling is even glad en glibberig als een ijspiste. Of is het nu toch een ‘eispiste’. Iemand stelde in het kader van het spellinggebash voor ‘ij’ en ‘ei’ gelijk te schakelen. Zijn kind zou dan op school geen last meer van dat ridicule duo hebben. Ook een mening natuurlijk. Wat zou de huismeid/huismijt daarvan denken?

We leven in een tijd waarin opinies welig tieren. Zowat iedereen krijgt of creëert een forum voor zowat om het even wat. Aan argumenten om opinies kracht bij te zetten, wordt minder tijd besteed.

Dus toch maar ijspiste? Mijn gedachten dwalen af naar 1916, honderd jaar geleden, toen Felix Timmermans ‘Pallieter’ schreef. Er staat een passage in, waarin Pallieter zijn naam in het ijs piste, zodat het ijs ging smelten. Helemaal vanzelf, zonder dat Pallieter ook maar iets van het ijs eiste.