Michiel

Michiel

Gisteren heeft KV Oostende Racing Genk in de pan gehakt, verpulverd, figuurlijk ontmand. Het is nog een paar minuten voor affluiten als de stem van de stadionspeaker, tot ver in het achterland hoorbaar, weergalmt: ‘op het scorebord staat KV Oostende’. De korte pauze die hierop volgt, wordt opgevuld door de supporters die luidkeels ‘zes’ brullen. Dan weer de speaker: ‘Racing Genk’. Dan weer de supporters: ‘nul’, met die vette open West-Vlaamse ‘u’ die nog vetter wordt als ze gevolgd wordt door een ‘l’.

De match wordt even daarna afgefloten en de euforie daalt als het kapsel van Tina Turner neer over de Versluys Arena. De voorzitter is euforisch. Zijn dubbele neus illustreert dat KVO nu echt wel de neus aan het venster is komen steken. De trainer is euforisch. De spelers zijn euforisch, zelfs in die mate dat ze een verbale boost meemaken. Dat leid ik ten minste toch af uit het interview met Michiel Jonckheere dat ik vandaag in de krant lees. Jonckheere etaleert daarin een aan het onmogelijke grenzende virtuositeit in het bouwen van zinnen. Er is een nieuwe Homerus opgestaan, tot nu toe onbekend, maar ten langen leste ontdekt door een Vlaamse krant. Jonckheere slaagt erin om nahijgend van de inspanningen, het zweet nog parelend op zijn voorhoofd, zijn euforie onder woorden te brengen, met een briljante grandeur die in onze contreien zijns gelijke niet heeft en al eeuwen als niet meer bereikbaar of zelfs verdwenen beschouwd werd.

De journalist heeft bovendien niet eens een vraag gesteld. Hij heeft gewoon iets gesteld, namelijk: ‘KVO scoorde maar liefst elf keer in twee wedstrijden en is veruit de best scorende ploeg in eerste klasse’. Op zichzelf is deze niet-vraag ook al een kunststukje, zeker als ze tot het mondelinge register behoort.

Jonckheere, gewoon aan interviewtoestanden, is natuurlijk gewiekst genoeg om op slag de verborgen vraag in de woorden van zijn interviewer te detecteren. Daarop haalt hij moeiteloos uit met een eloquentie die het spelniveau van KVO weerspiegelt. Hij maakt arabesken met zijn woorden, pirouettes met zijn zinnen. Hij spreekt in onwezenlijke en ongrijpbare capriolen.

‘We spelen sowieso aanvallend, dat is het systeem van de trainer. We hebben er ook de spelers voor. Soms loopt het minder, maar tegenwoordig vliegen de ballen binnen. Hopelijk kunnen we op Brugge ook iets moois laten zien, al is de bekermatch van woensdag in Tubize even belangrijk. Wat we thuis kunnen, moeten we ook op verplaatsing kunnen brengen. Als je onze kern bekijkt, kunnen sommige topploegen daar zelfs niet aan tippen. Net daarom trekken we met vertrouwen naar Brugge, waar we ons niet zullen ingraven. Net zoals herfstkampioen Zulte Waregem zitten we in een goeie flow en dus is het aan de topploegen om ons bij te halen. De kloof met Genk is bijvoorbeeld al zeven punten. Dat zijn drie wedstrijden die ze al meer moeten winnen dan ons.’

Deze woordenvloed laat de interviewer dan gepast volgen door: ‘aldus Jonckheere’. Er bestaat dus geen twijfel over. Michiel Jonckheere heeft deze zinnen, 130 woorden in het totaal, in een ruk uitgesproken. Die man kan zich niet honderd procent gegeven hebben in die match. Wie zoveel adem over heeft om een dergelijke verbale prestatie te leveren, kan zich niet steendood gelopen hebben. Volgens mij, kon het, indien Jonckheere zijn verantwoordelijkheid had opgenomen, 10-0 geweest zijn.

Els Dobermans

ELS DOBERMANS

 

Uitgelezen Aan Zee, een van de literaire luiken van Theater Aan Zee zit erop. Ik vond 2016 een goede editie, een van de betere zelfs. Het vaste panel (Fien Sabbe, Jos Geysels en Anna Luyten) was goed voorbereid en behoorlijk op dreef. Het format met de column van Dikke Freddy (Erik Vlaminck) en een muzikale gast (Jelle Vasterhaeghe) hield ook dit jaar stand.

Ook de gasten waren oké. Ik vond o.a. Geert Mak, Lize Spit, John Crombez, Gwendolyn Rutten best boeiend.

Helaas was er ook een zevende dag van Uitgelezen. Aan de dag zelf ligt het niet. Wel aan een van de gasten. Ik heb in al die jaren nog nooit een zwakkere argumentatie gehoord dan die van actrice Els Dottermans. Echt kleuterschoolniveau (of misschien zelfs crèche). Het boek Jacht van Elvis Peeters kwam op tafel. Het toeval wilde dat Els Dottermans het eerst haar mening mocht ventileren. Ze boorde het boek met een ongeziene heftigheid de grond in. Haar argumentatie was van wereldklasse: ‘Ik houd niet van boeken met sprekende dieren. Dieren kunnen niet spreken’ en ‘Wie schrijft er nu een boek met z’n tweeën en noemt zich dan nog Elvis?’.

Verder dan dit raakte de actrice niet. Ze zette wel haar sloopwerk nog even verder door te zeggen dat wie het wilde na de sessie haar exemplaar van Jacht mocht komen ophalen. Zijzelf wilde het niet meer in huis.

En toen Fien Sabbe zei dat ze Els Dottermans altijd graag een passage hoort voorlezen, kon de actrice dit niet opbrengen wegens te veel walging voor Jacht.

Ik sprak met Boekhandel Corman. Er werd na de sessie geen enkel exemplaar van Jacht verkocht en dit is vrij uitzonderlijk.

Als Dottermans een absolute afkeer van het genre heeft, had ze dat vooraf moeten melden. Dan kon ze eventueel op een andere dag geprogrammeerd worden, of helemaal niet.

Bovendien gooide de actrice heel het genre van de allegorie op brandstapel. Orwells Animal Farm: verbranden dat zootje. Vermoedelijk hoort voor haar daar ook de middeleeuwse moraliteit Elckerlyc bij. Daarin kunnen zelfs dingen spreken zoals Deugd, Biechte, Hoop en Dood: op de brandstapel ermee.

Het is onbegrijpelijk dat een actrice op basis van een schaamteloze flutargumentatie een collega-kunstenaar publiekelijk op die manier afbrandt. Ik hoop oprecht voor de actrice dat niemand het ooit in zijn hoofd krijgt haar theater- en filmwerk te reduceren tot schroot omdat ze bv. een rol in plaats van zichzelf speelt.

Pover en jammer dat Uitgelezen Aan Zee op deze wanklank tien jaar TAZ moest afsluiten. Zwakker dan dit is er in al die jaren niet geweest.

Viktor de Verschrikkelijke – een in memoriam

 

Viktor de verschrikkelijke

Een in memoriam

Schaakgrootmeester Viktor Korchnoi is op maandag  6 juni  2016 gestorven Hij was 85 jaar.

Ik ontmoette Korchnoi de eerste keer in 1976, 40 jaar geleden, tijdens het toenmalige IBM-schaaktoernooi. Ik was, geloof het of niet, met de fiets via een hoop tussenstationnen in Amsterdam geraakt. Ik bezocht het toernooi een tweetal keer en kocht er mijn eerste schaakklok. Waar ik nog altijd trots op ben, is dat ik op een bepaald moment in de toiletten tussen links Korchnoi en rechts Max Euwe (1901-1981), de Nederlandse ex-wereldkampioen, hetzelfde als zij stond te doen.

Korchnoi won dat toernooi, gedeeld met Tony Miles (1955-2001), aan wie ik later zoveel goede herinneringen zou hebben. Miles was toen 21 jaar. Hij was de sensatie van het toernooi. Maar het was na het toernooi dat de bom ontplofte. Korchnoi vroeg asiel in Nederland en kreeg dit ook. Hij verbleef daarna korte tijd in Nederland, maar ging al snel in Zwitserland wonen.

In 1983 werd ik dan voorzitter van de Koninklijke Oostendse Schaakkring en in die hoedanigheid werd ik op het einde van de vorige eeuw (ik heb het exacte jaar niet meer kunnen achterhalen) gecontacteerd door het Casino van Knokke. De directie wilde een schaaksimultaan organiseren voor een internationaal gezelschap van schakende croupiers. Mij werd gevraagd een simultaangever met naam en faam te zoeken. Ik ging dan maar, op hoop van zegen, voor Korchnoi en … warempel het lukte. Ik kreeg van directie de opdracht hem twee dagen te ‘chaperonneren’ en ik vond en vind dit nog altijd ongelooflijk.

In 2004 dan belde ik hem op (of neen, ik had zijn vrouw Petra Leeuwerik aan de lijn en Korchnoi belde me later zelf terug). Ik vroeg hem of hij op 3 juli 2004 om 14.30 uur in open lucht op het Wapenplein in Oostende een simultaan wilde geven tegen 40 tegenstrevers. Korchnoi aarzelde geen seconde en zei ‘ja’, voor ik zelfs over condities kon beginnen. Toen ik het er toch over had, vroeg hij me wat mogelijk was. Ik zei ‘40.000 Bef (1000 euro) en overnachting’. Meer kon niet. De vlucht Zürich-Brussel heen en terug met Swissair (en dus duur) moest hij zelf betalen. Met andere woorden: de condities waren belachelijk laag voor een wereldtopper, maar Korchnoi maalde er niet om. Hij kwam naar Oostende.

Samen met sponsor Filip Dermul ging ik hem in Zaventem ophalen. De conversatie onderweg was geanimeerd en leuk. Ik herinner me nog altijd de volgende mop die Korchnoi tussen Brussel en Oostende vertelde: Een man gaat een winkel binnen in Moskou en vraagt: ‘Is het hier dat er geen vis verkocht wordt?’, waarop de winkelier antwoordt: ‘neen, meneer, hier wordt geen vlees verkocht!’ Het was meteen duidelijk dat de Sovjet-Unie nog altijd niet op enige sympathie van hem moest rekenen.

Na de simultaan (de score ken ik niet meer, ik vind het Zeewachtartikel niet meer terug) gingen we samen met Filip Dermul eten bij El Mariachi. We namen een aperitief. Korchnoi bestelde een campari orange. Hij dronk hem redelijk snel leeg, en riep meteen Dimitri, de eigenaar, om er een tweede te bestellen, ‘maar dan zonder die rommel daarbij’, zei hij. Hij bedoelde het sinaasappelsap. Hij dronk campari liever puur.

Aan tafel had ik het onder andere over Sergej Karjakin. Karjakin is de huidige uitdager van wereldkampioen Magnus Carlsen (en niet Carlos Magnussen zoals een kind hem onlangs in de World Chess Tour in Londen noemde). Ik had namelijk Karjakin in 2003, het jaar voor Korchnoi,  op de simultaan uitgenodigd. Karjakin was toen 13 jaar oud, al een rijzende ster en nog ‘betaalbaar’. Hij kwam samen met zijn moeder van Kiev naar Oostende. Ik herinner me nog dat ik zijn gage aan zijn moeder gaf en dat dit hem absoluut niet interesseerde. Het enige wat hij na de simultaan wilde, was een grote ‘ijskreem’ met drie bollen van verschillende smaken. Als ik mijn ogen dichtdoe,  zie ik nog steeds zijn tevreden gezicht voor mij en zijn kin vol met chocolade-ijs. Ik vroeg die avond aan Korchnoi wat hij dacht van Karjakin. Hij zei: ‘een jongen die Sergej heet, kan nooit een goede schaker worden’ en lachte even. Hij had duidelijk weinig zin om over een jonge snaak, die nog alles te bewijzen had, te spreken.

Ik had dat weekend voor Korchnoi een kamer geboekt in de Bero en op zondagmorgen na het ontbijt ging Lut hem ophalen om hem naar Zaventem te voeren. Ikzelf kon dat niet, want op zondag hadden we toen de helft van het Wapenplein in beslag genomen voor het openluchtjeugdschaaktoernooi van de Kosk.

Op maandagmorgen kreeg ik dan een telefoontje uit Zwitserland. Korchnoi had zijn wit hemd, zijn ‘schaakhemd’ – het was een mooi en zo te zien duur hemd, hij hield wel van decorum- in het hotel vergeten. Ik heb het opgehaald. Lut heeft het gewassen en gestreken en we hebben het naar Zürich opgestuurd. Een paar dagen later kreeg ik een telefoon van Korchnoi om mij, maar vooral ‘Lutki’ te bedanken.

Ik ben Korchnoi eigenlijk altijd verder met interesse blijven volgen, heb hem nog eens op een toernooi ‘van in de verte’ gezien, maar daar is het bij gebleven.

Ik sprak ook wel eens over hem met mijn goede vriend, de Londense  schaakgrootmeester Daniel King. Het volgende verhaal van Daniel over Korchnoi vind ik uniek. Korchnoi gaf een simultaan in The Strand in Londen tegen de meest getalenteerde Engelse jeugdschakers van die tijd. Onder hen was Daniel King (geboren 1963) en ook een zekere Nigel Short (geboren 1965), de latere challenger van Kasparov. Trouwens ook Short haalde ik in 1983 (het jaar dat ik voorzitter werd) naar Oostende voor de simultaan. Short was toen de coming man. Ten tijde van de simultaan in Londen moet Short zowat 14 jaar geweest zijn. Hij legde Korchnoi het vuur aan de schenen en stond twee pionnen voor, normaal gezien genoeg voor winst,  maar Korchnoi en opgeven; dat ging niet samen. Short begon zich te enerveren en zei in zijn upper-class English: ‘Mister Korchnoi, you are  two pawns down. Why don’t you resign?’, ‘waarop’, zegt Daniel, ‘Korchnoi zijn beide ellebogen op de tafel plantte, Short recht in de ogen keek en de memorabele en hilarische woorden uitsprak: ‘Pawns are for schoolboys’

Cloaka’s

Cloaka’s

Ik heb niets tegen honden. Ik heb er zelf nog een gehad. Hij heette Mollie. Het was een ordinaire straathond, wit met zwarte vlekken. Ik was zowat tien jaar oud en ik apprecieerde Mollie vooral omdat hij zo heerlijk tussen mijn avondtenen kon likken. Ik ervoer dat als een van de geneugten des levens. Op zekere morgen stak Mollie de straat over waar ik toen woonde. Een van de drie auto’s die er om de tijd passeerden, een geit, reed net voorbij. Mollie werd aan zijn achterpoot geraakt. Mijn vader deed er een zelfgemaakte gips omheen, maar Mollies lot was bezegeld. Een andere hond heb ik niet meer gehad. En ik hoefde er ook geen meer. Ik ben geen cynefoob, maar geen cynefiel. Ik zweef ergens middenin. I don’t like and I don’t dislike.

Gisteren reed ik met mijn fiets naar Corman. Het was miezerig weer, druilerig en somber. Ik zag een man op een bank zitten. Naast hem op de bank stond zijn hond, een behoorlijke kanjer van een beest. Toen dacht ik: ‘waarom moet die hond met zijn modderpoten op de bank staan? Waarom staat die niet gewoon in het gras, waar hij hoort?’ Als even later iemand anders op die bank wil gaan zitten, ziet het er toch als een klerezooi uit.

Honden weten niet wat maatschappelijk hoort. Hun eigenaars (gebruik ik liever dan baasjes) wel. In Oostende lopen veel honden rond. Geen probleem. Ik benijd honden voor eeuwig omwille van hun bedrevenheid in het kwispelstaarten. Maar met hun eigenaars houd ik het soms wel voor bekeken. Velen onder hen (ik weet dat veralgemenen elke argumentatie onderuithaalt) laten hun honden gewoon zeiken en poepen waar het hen en hun hond uitkomt.

Toen ik even later met het boek van Dikke Freddy op zak weer naar huis fietste, zat de man er nog steeds. De hond stond in het gras, leukweg tegen de bank te zeiken. Toen dacht ik: ‘neem eens aan dat je met een kind onderweg bent, dat dringend moet en je stroopt het broekje van het kind naar beneden en zegt ‘ga maar lekker tegen die bank pipi doen.’

Ik ben ervan overtuigd dat die hondenbezitter dit als ‘not done’ zou beschouwen. Hij zou het waarschijnlijk uitbazuinen tegen zijn eveneens cynefiele vrienden. Of anders nog, als het kind moet poepen, dan kan dat toch gewoon voor mijn voordeur op het voetpad, of niet?’ Zo laten sommige eigenaars het hun hond in ieder geval doen en … mensenkinderen gaan boven honden, of vergis ik me?

Sommige hondenbezitters lopen met hun hond rond alsof het een cloaka is, een strontmachine. Anderen hebben wel discipline en ruimen alles netjes op. Dit zijn de eigenaars die ik een hond waardig vind, bij wie anderen in de leer kunnen  gaan. Als een hond moet, moet hij. Daar is weinig tegen te doen. Aan de mens achter de hond is het, om van Oostende geen zeik- en strontstad te maken. In mijn straat staat een aantal mooie lantaarnpalen. Nee, eigenlijk zijn het pispalen.

De trein der traagheid

De trein der traagheid

Gisteren moest ik naar

Antwerpen.

Ik stond vroeg op

en begaf me

blij en monter

monter en blij

met mijn fiets

mijn bloedeigen fiets

mijn doortrapt stalen ros

naar het punt waar alle vertrekken in het leven

begint:

het station.

Antwerpen bereikte ik niet,

Brugge nog wel

en dan weer Oostende

eindstation

 

Toen werd het me duidelijk:

Als iets kapot is

ga ik terug naar Oostende

waar elke reis eindigt

en elk thuiskomen begint.

 

 

Eteint Amour

Eteint amour

Zondag 14 februari woonde ik om 15.00 uur (volgens de in onze wereld gangbare opvattingen is dat ’s namiddags) de opvoering van Saint Amour 2016 bij in De Grote Post Oostende. De opvoering raakte bijwijlen mijn lachspieren, maar nooit mijn ziel.

Om eerlijk te zijn, ik heb me zelfs geërgerd, met name aan presentator Sven Speybrouck. Ik vond zijn bindteksten matig, soms goedkoop (‘een batterij in Andy Fierens’ gat’) en hij slaagde er efficiënt in elke stemmingsopbouw vakkundig te slopen.

Wat me vooral op de heupen werkte, was de ongelooflijke hardnekkigheid waarmee Sven Speybrouck  het tijdens een matinee bleef hebben over ‘vanavond’ (zo stond het vermoedelijk op zijn blaadje). ‘Welkom vanavond in de Grote Post … Vanavond zullen we …’ De zaal was weliswaar verduisterd, maar we bevonden ons midden in de namiddag …

Is een dergelijke desoriëntatie bij een presentator erg? Neen, wel erg vreemd. Als je voor een Beckettiaanse tijdsbenadering gaat, dan ga je er beter totaal voor: ‘Welkom, dames en heren, vanavond in de Halfgrote Post in Putte-Kapellen. We beginnen de voorstelling vanavond om middernacht en eindigen gisteren op de middag, klokslag twaalf.’ Dat je eigenlijk bedoelt: ‘Welkom vannamiddag om 15.00 uur in De Grote Post in Oostende’ is dan een te verwaarlozen bijzaak.

Het programma zelf vond ik middelmaat in het kwadraat. In De Morgen van 15 februari vindt Kim van de Perre Saint Amour ‘nog lang niet uitgemolken’. De enscenering vindt van de Perre oubollig (en zij heeft gelijk), maar de rest beviel haar meer. Haar argumentatie: vernieuwing en lef (lees: geen Lanoye, Mortier, Verhulst, Wieringa, Pfeijffer …); pareltjes die je leert kennen (lees: de jonge blondine Marieke Rijneveld die je ‘inpakt’) en ‘Verhulst en Verhelst zijn ook ooit eens debutant geweest’.

Als ik naar Barcelona ga kijken, heb ik graag dat Messi meespeelt. En als ook Suarez, Neymar, Iniesta … niet meespelen, kijk ik bij wijze van spreken naar een onthoofd elftal. Als ik naar het WK veldrijden kijk, heb ik graag dat van Aert en Van de Poel erbij zijn. Saint Amour hoort een hoogtepunt te zijn, niet een onthoofd gesponsord evenement.

Bovendien, bij een evenement als dit hoort performen erbij, zelfs organisch. Waarom ga ik naar U2 kijken als ik thuis hun cd’s kan opzetten? Exact, om de meerwaarde van ‘live’ te beleven. Ik heb Lize Spit gehoord en Marieke Rijneveld. Ik had even goed hun teksten thuis kunnen lezen. Dynamiek was er dan wel bij bv. Andy Fierens, Los Speedy Bobs en Stella Bergsma (te volgen, deze dame!). Zij waren het dan ook die het publiek uit zijn lethargie deden ontwaken.

Saint Amour? Voor mij dus eerder Eteint Amour!

Ik was op zondag 14 februari ’s voormiddags bij het slotevenement van Liefde Tussen De Lijnen. Wat organisator Geert Tavernier daar op poten gezet had, stak met kop en schouder boven Eteint Amour uit. P.F. Thomése die voorleest uit Schaduwkind, Chokri Ben Chikha die het publiek inneemt, Sioen die vocaal en instrumentaal excelleert … En dat alles in goede banen geleid door Anna Luyten, die wel de stemming opbouwt en de harmonie van het geheel door haar bindteksten ondersteunt. Saint Amour was voor mij in de voormiddag te beleven. In de namiddag, sorry in de avond, was het voor mij Eteint Amour.

Stinkenofblinken?

30% blinken

70% stinken

Dieselgategateschandaal

Het dieselgategateschandaal

 

Op vrijdag 11 februari 2016 sprak Hanne Decoutere tijdens het tv-nieuws over het ‘dieselgateschandaal’.

Het is me wat met dat ‘gate’.

Het begon in de vroege jaren zeventig van de vorige eeuw met het Watergateschandaal, genoemd naar het Watergate Complex in Washington, D.C. Het leidde tot president Nixons zwanenzang.

Er zijn echter wel meer schandalen op onze aardbol en toen gebeurde er iets taalkundig zeer interessants.

Op 1 februari 2004 was de borst van Janet Jackson (per abuis?) ongeveer een halve seconde te zien op televisie tijdens de pauze van de Super Bowl. De kranten spraken van nipplegate.

En er zijn er wel meer van die gates. Om er nog twee te noemen: monicagate en nannygate. En nu is er dus dieselgate.

‘Gate’, dat oorspronkelijk een deel was van een samenstelling ‘Watergate’, met de betekenis ‘poort’, heeft zich ontwikkeld tot een achtervoegsel met de inherente ‘betekenis’ schandaal.

Monicagate betekent dus het schandaal waarbij Monica Lewinsky en Bill Clinton betrokken waren. Nipplegate het schandaal waarbij de ene nipple van Janet Jackson betrokken was. Als je dus nipplegateschandaal zegt, zeg je eigenlijk nippleschandaalschandaal, en dat is pure redundantie.

Dieselgate is het schandaal waarbij de dieselauto’s van Volkswagen betrokken zijn. Het is het dieselschandaal of gewoon dieselgate. Niet het dieselgateschandaal dus.

Het blijft nu wachten op de volgende stap: het dieselgategateschandaal. Hanne, go for it! Het zou schandalig zijn, als je een dergelijke opportuniteit liet liggen: een hannegate.

Hoe meir hoe liever

Hoe meir hoe liever

Basic Fit
The Sting
Pull&Bear
Chrome Stock
         pop-up store
JD king of trainer
Street One
Princess
Triumph
DE WAPPER
linksaf
Radio Stad Your Urban Radiostation
FG de n° 1 uptempo radio
De Slegte (The Bad???)
een allochtoon !!!!!!!!
Keer terug
The Bistro
Niet le, niet de
The
Esprit jackets, sweaters, pants
WE
up to – 70%
River Island
1/2 price sale
Australian Ice Cream

Hoe meir hoe liever

 

London Chess Classic

De London Chess Classic is net afgelopen (13.12.2015). Wereldkampioen Magnus Carlsen (een Londens schoolkind noemde hem in een interview Carlos Magnussen) won samen met Anish Giri (Nederland) en Maxime Vachier-Lagrave (Frankrijk) het tienkoppige toernooi met 5,5 uit 9. Alle drie wonnen ze 2 van de 9 partijen en speelden 7 keer remise. Een dergelijk hoog aantal remises is niet abnormaal in topgezelschap. De spelers zijn zo aan elkaar gewaagd dat het niet bepaald makkelijk is om een winststelling uit te bouwen. Ik was tijdens het toernooi in Londen en had, dank zij mijn goede vriend GM Daniel King, het voorrecht om twee dagen als VIP het toernooi te kunnen meevolgen.

Lees meer

SIGNEREN

Gisteren twee november heb ik gesigneerd op de Boekenbeurs. Ik had een nieuwe balpen bij me (’s morgens uitgetest) en een nieuw zwart hemd (met motiefjes) aangetrokken. Had het aan mijn pen en mijn hemd gelegen, dan had er waarschijnlijk een lange rij wachtenden aan mijn tafel gestaan. Stand 105 bevindt zich op het einde van Zaal 1, waar de doorgang naar Zaal 4 is en waar ingang/uitgang 2 nabij is. Zo bekeken was het mogelijk geweest dat er een rij op mijn signatuur beluste wachtenden gestaan had, die zich tot buiten meanderde: de voorbode van een tweede druk. In werkelijkheid was het heel kalm. Toen ik het voorbijstruinende publiek in de ogen keek, was het me vrij snel duidelijk dat de taalkundigen onder de Belgen gisteren thuisgebleven waren. En de niet-taalkundigen met taalkundige interesse eveneens. Naast mij zat Christina van Geel. Ook voor haar doelpubliek was 2 november blijkbaar niet de meest geschikte dag. Toch mocht ik een aantal keer mijn urenlang ingeoefende handtekening zetten. Het gekste was wel, wanneer een quasinaamgenoot mijn boek kocht omdat we bijna dezelfde naam hebben. Hij zei (ik had de man nog nooit gezien en nog nooit gehoord): ‘Schrijf maar op: voor Jo, mijn allerbeste vriend.’

Een ervaring was het signeren echter wel: een ervaring om daar in Antwerpen in de Boekenbeurs te zitten en een ervaring om bekeken te worden met de kijk-daar-zit-een-auteurblik. 

Stinkenofblinken?

50% stinken en 50% blinken.